In Japanse
Gevangenschap
Jouwert Postma
geb. 28-juni-1917 Tietjerksteradeel
Aantekeningen over mijn oorlogsjaren
I.De Japanse Aanval
Het
is vroeg in de ochtend, maandag 8 december 1941, op het Nederlandse
Marinevliegkamp "Morokrembangan" te Soerabaja. Er wordt
ochtendappel geblazen. Iedereen treedt aan bij zijn bak. De gebruikelijke
commando's "Geeft acht!", gevolgd door "Naar rechts
richten!" klinken in de vroege morgen. Iedereen staat nu
in de richting van het front. Na het commando "Staat"
wordt appel gemaakt en rapport uitgebracht aan de officier van
de wacht. Terwijl wij in de houding staan horen we in de kantine
het Wilhelmus over de radio.
Al lange tijd voelden we de gespannen verhouding met Japan. En
nu dringt het meteen tot ons door: de oorlog met Japan is uitgebroken!
Na het appel horen we al verschillende geruchten die ons vermoeden
bevestigen. De oorlog met Japan is nu een feit. Van een nerveuze
spanning is echter niets te merken. Ieder van ons had dit al
jaren verwacht. Eigenlijk is het eerder een ontspanning. Iedereen
gaat dan ook normaal aan het werk. Japan is ook zo ver weg. En
bovendien is Amerika er nog.
`s Middags kwart over een is het "voor de boeg", en
houdt de eerste officier van het kamp een toespraak tot de bemanning.
Er wordt melding gemaakt van de aanval van de Japanse vloot op
Pearl Harbour. De aanval is uitgevoerd met vliegtuigen vanaf
vliegdekschepen. Er wordt gemeld dat wij ons nu als gezamenlijke
bondgenoten van het A B C D front in oorlog beschouwen te zijn
met Japan. Van ons wordt nu vooral in deze moeilijke tijd gevraagd
onze plicht te doen voor Koningin en Vaderland. Hierna wordt
de plechtigheid besloten met driemaal een "hoezee"
voor de Koningin.
Iedereen weet nu met zekerheid dat voor ons de strijd is begonnen.
Maar wat zal dat voor ons gaan betekenen in de tijd die komen
gaat? Wel weten we dat Japan een grote en sterke oorlogsvloot
heeft opgebouwd, waarbij die van ons in het niet valt. In het
tijdschrift "Onze Vloot" hebben we zelfs gelezen dat
de Japanse vloot sneller en moderner is dan de Amerikaanse. Van
onze eigen vloot weten we dat deze weliswaar goed geoefend is,
maar klein en onvoldoende bevoorraad met materiaal om op krachten
te blijven. Voor aflossing van de strijdende en beschadigde schepen
bestaat eigenlijk geen gelegenheid. Maar evengoed denken we nog
dat het wel los zal lopen. Waarschijnlijk zal het een harde strijd
worden, maar de grote afstand zal ook de Jap ongetwijfeld parten
gaan spelen. Bovendien zullen we nu op meer inzet vanuit Amerika
kunnen rekenen, nu deze door de aanval op Pearl Harbour wakker
is geschud. Pas later zal blijken dat door deze aanval de Amerikaanse
vloot vrijwel was uitgeschakeld.
De eerste weken is alles nog vrij rustig, en van de oorlog is
niet veel te merken. Alleen van de bemanningen van de vliegtuigen
die terugkeren vernemen we iets van de oorlog. Hun toestellen
keren na hun gevaarlijke verkennings- of bombardementsvluchten
soms zwaar beschadigd terug. Ook horen we van de successen van
onze onderzeeboten, die vaak met de vliegtuigen samenwerken.
Het bericht dat de O-16 in de golf van Siam 4 Japanse transportschepen
tot zinken heeft gebracht, en de K-12 een vrachtschip en een
vijandelijke tankboot, wordt met vreugde ontvangen.
Langzaam neemt ook de bedrijvigheid op het vliegkamp toe. Deels
door verhoogde opleidingen, deels door het toenemen van de missies
voor de vliegtuigen. En dit alles heeft weer meer reparaties
en meer goederenverkeer tot gevolg.
De komst en hulp van Amerikanen, die met hun vliegtuigen uit
Manilla zijn gevlucht, zorgt voor nog meer bedrijvigheid. Zij
zetten van hieruit de strijd voort door het uitvoeren van bombardementsvluchten.
Maar velen van hen keren niet meer terug.
De "Catalina vliegboten" worden ook ingezet bij het
oppikken van drenkelingen van door de Japanners tot zinken gebrachte
schepen. Door de vele opdrachten wordt de bemanning van de vliegtuigen
oververmoeid. Hierdoor ontstaan soms vliegtuigongelukken. Dit
was een van de gevolgen van onze geringe sterkte.
Het is nu zondag, 10 januari 1942. We horen dat de Japanners
hun eerste landing op Nederlands Indisch grondgebied (Tarakan)
hebben uitgevoerd. Piloten hadden al eerder gemeld dat Japanse
konvooien onderweg waren in die richting. En zo zien we nu dat
de zaak langzaam wordt opgerold. De vijandelijke vloot komt steeds
dichterbij. En nu komen wij ook binnen het bereik van hun vliegtuigen.
Japanse aanval op ons kamp
Het is nu 10 uur `s ochtends, 3 februari 1942. Luchtalarm.
Soerabaja wordt voor de eerste maal door Japanse vliegtuigen
aangevallen. Op het vliegkamp worden de alarmposten bezet. Om
het kamp is een bewaking van het K.N.I.L., en in het kamp staan
enige mitrailleurs opgesteld ter verdediging tegen luchtaanvallen.
Er is een goed georganiseerde brandwacht, met posten over het
hele kamp verspreid, waarvan de centrale berichtgeving ondergronds
in het kantoorgebouw is ondergebracht. Hier bevindt zich tevens
het radiostation voor de marinevliegtuigen. Dit is het centrale
punt waar inkomende en uitgaande berichten worden verwerkt. Ook
de informatie van de bewakings- en brandposten wordt hier verwerkt.
De pas gearriveerde luchtafweer van de Engelse Royal Air Forces
is opgesteld rond het kamp.
Het eerste doelwit van de Japanners op het eiland Java is ons
kamp. De in het water liggende vliegboten zijn een gemakkelijke
prooi voor de Japanse jachtvliegtuigen. Hun Navy O's hadden al
veel van onze vliegtuigen naar beneden gehaald. Dit kwam doordat
zij een betere en sterkere bewapening aan boord van hun vliegtuigen
hadden. Ik zie jagers opstijgen van het vliegveld Perak te Soerabaja.
Van de 9 jagers die ik heb zien vertrekken, is er uiteindelijk
maar een teruggekomen.
Na enige tijd beginnen de bombardementen. Doelwit is ons vliegkamp.
De aanval is, althans voor de Japanners, niet erg geslaagd, want
van de 150 uitgeworpen bommen vallen er slechts 4 binnen het
kamp, welke bovendien nog weinig schade aanrichten. In de stad
zijn ook enige bommen gevallen, waarbij enkele doden en gewonden
te betreuren zijn.
Een paar dagen later wordt het bombardement op ons kamp nog eens
herhaald. Nu is het echter wel raak. Het is `s morgens, na het
tweede ontbijt, ongeveer half tien. Het luchtalarm klinkt. Bij
het vorige luchtalarm zat ik in een bovengrondse betonnen schuilplaats.
Omdat je je daarin wat opgesloten voelt, en niets kan zien van
wat er gebeurt, zoek ik nu mijn toevlucht in een greppel net
buiten het kamp. Na ongeveer 5 minuten zien we 27 vliegtuigen
hoog in de lucht aankomen. Ik zie de bommen van de vliegtuigen
los komen, en waarschuw om dekking te zoeken. Ik lig nog maar
net in de greppel, half onder een stuk beton, of het regent bommen.
Het hele kamp is getroffen. Op verschillende plekken ontstaat
brand. Er zijn ontploffingen van in de vliegtuigen aanwezige
munitie en bommen. Er is een grote ravage aangericht. Hiermee
vergeleken is het aantal slachtoffers gering. Velen konden tijdig
een schuilplaats vinden. Toch zijn er enkele doden te betreuren.
Zelf ben ik er nog goed vanaf gekomen. Vlak voor en achter mij
is een serie bommen ingeslagen. Deze kwamen pas tot ontploffing
nadat zij in de zachte grond waren doorgedrongen. Hierdoor was
er weinig scherfwerking, en kreeg ik alleen de modder over mij
heen.
Na deze aanval wordt ons kamp aanvankelijk met rust gelaten.
Weliswaar is er iedere dag om dezelfde tijd luchtalarm, maar
dit is dan meestal bedoeld voor het marinecomplex in de haven.
Ook de marinevliegopleiding op het vliegveld Madioen wordt aangevallen.
Af en toe is er weer een bombardement op ons kamp. Wanneer ik
geen wacht heb in de centrale, ga ik dan meestal naar de rand
van het kamp en vliegterrein. Hier kan je de situatie beter overzien
dan in de koepelvormige, warme schuilplaatsen.
In verband met te verwachten luchtlandingen door Japanse parachutisten
krijgen we bij ieder luchtalarm wapens en munitie uitgereikt.
Naderhand dragen we deze altijd bij ons, ook wanneer we naar
de stad gaan. Er komt nog geen eind aan de bombardementen.
Zondag 1 maart 1942. Dit wordt een dag om niet te vergeten. `s
Morgens om 7 uur begint het luchtalarm. En dit was de hele dag
niet meer van de lucht. Grote branden in de haven en op het Marine
complex, welke gepaard gaan met hevige ontploffingen. Om 11 uur
moeten alle manschappen zich verzamelen. We krijgen van de eerste
officier, overste Schraver, te horen dat er reeds landingen op
Java hebben plaatsgevonden met als doel Soerabaja te omsingelen.
Deze Japanse actie kon door de K.N.I.L. worden verhinderd. De
marine moet zo spoedig mogelijk naar een andere plaats, vanwaar
de vijand beter bestreden kan worden. Waarschijnlijk zullen we
proberen Australië te bereiken.
Vertrek van Soerabaja naar Tjilatjap
Alleen de hoogst nodige bagage mag meegenomen worden, en eten
voor twee dagen. Ik heb pech, want mijn motorfiets is door bomscherven
getroffen. Er zit een gat in de benzinetank. Dit maakt het er
niet eenvoudiger op. Ik kan alleen de beste spullen vanuit de
kazerne naar mijn kamer in de stad brengen, aan de Reiniersboulevard
178. Hierna ga ik op weg naar het spoorwegstation Kotta, waar
we om 1 uur aanwezig moeten zijn. Op het perron is het een grote
drukte van Marinepersoneel welke geëvacueerd wordt. Er zijn
veel familieleden om afscheid te nemen. Wie weet voor hoe lang.
Misschien voor velen wel voor het laatst.
Eindelijk, vertrekt de trein. Onderweg is er vaak vertraging
door luchtalarm. De reis gaat `s nachts door. Een aantal keer
blijft de trein midden in het land een hele tijd stil staan.
In de verte horen we ontploffingen. Er gaan geruchten dat de
Japanners snel oprukken, en dat onze mensen het vliegveld Madioen
opblazen. Pas de volgende ochtend komen we in Tjilatjap aan.
Hier is het ook de hele ochtend luchtalarm. Omdat het bij de
haven de meest gevaarlijke plek is verspreiden we ons zoveel
mogelijk bij een nabijgelegen kampong. Ieder moet hier zelf maar
zien aan de kost te komen. Vanuit Soerabaja hebben de meesten
wel iets te eten meegenomen.
`s Middags is het meel laden en reddingsvesten aan boord brengen.
Daarna op zoek naar een schip. Er liggen er drie in de haven.
Een is al vol, de tweede is een oude K.P.M. boot en geeft ons
geen vertouwen voor een goede vaart. Het enige schip wat nog
overblijft is de Tjisaroea, dus daar gaan we aan boord. Pas later
zou blijken dat dit schip pech had, en maar een snelheid van
slechts 10 mijl kon halen.
Vertrek uit Nederlands Indië
Tegen 10 uur in de avond vertrekken we uit de haven. Onze vliegtuigen
hebben Japanse schepen verkend, die ver van de kust in zee lagen.
We zullen dicht langs de kust varen om zodoende uit hun buurt
te blijven. Daarna kunnen we dan oversteken naar Australië.
Het is nu 3 maart 1942. We varen dicht onder de kust, en hebben
een mooi uitzicht op de zuidkust van Java. Omdat ons schip een
vrachtboot is hebben we niet veel comfort aan boord. Er is maar
een kleine keuken, en dan valt het niet mee om voor een paar
honderd man eten te koken. Het voedsel is dan ook weinig en slecht.
`s Morgens rijst met wat jam. `s Middags rijst met uien. `s Avonds
weer rijst met jam. Met het meel dat we hebben kunnen we niets
beginnen, aangezien aan boord niet op grote schaal gebakken kan
worden.
4 maart 1942. `s Nachts is er koers veranderd. We zitten nu midden
op zee. Sommigen hebben genoeg van de rijst met jam en beginnen
stiekem noodrantsoen uit de reddingsboten te halen, hetgeen streng
verboden is. Om 10 en 12 uur worden we opgemerkt door een Japans
vliegtuig. We moeten ons aan boord zoveel mogelijk schuil houden
om te voorkomen dat ze in de gaten krijgen dat hier militairen
vervoerd worden.
In de middag, het is tegen 5 uur, zien we aan de horizon schepen
dichterbij komen. Vermoedelijk zijn het Amerikanen.
II.De gevangenneming
De schepen die ons achterop komen blijken echter Japanse torpedojagers
te zijn. We krijgen het sein "STOPPEN EN BIJDRAAIEN".
In de verte zien we zelfs zware kruisers naderen. Terwijl al
hun lanceerbuizen en kanonnen op ons zijn gericht komen de jagers
dichterbij. Aan weerszijden van ons schip komt nu een Japanse
jager. Nadat er seinen over en weer zijn gewisseld zien we de
Japanse prijsbemanning aan boord van hun sloep gaan, en naar
ons schip varen. Bij ons aan boord wordt de statietrap naar beneden
gelaten, en we zien meteen de Japanse officieren en matrozen
aan boord komen om de belangrijke posten zoals de brug, machinekamer
en verschillende posten op het dek te betrekken. De Nederlandse
vlag wordt door hen naar beneden gehaald en de Japanse vlag gehesen.
Tevens wordt op de dekken de Japanse rode bal aangebracht als
teken voor hun vliegtuigen.
Wanneer de grote schepen zijn gearriveerd krijgen we daar vandaan
de prijsbemanning aan boord. Onze officieren en bemanning moeten
op hun posten blijven om het schip naar de plaats van bestemming
te brengen. Van de Japanse officier krijgen we nog een redevoering
te horen. Hij zegt dat wij hun vijanden zijn en door hen in bezit
zijn genomen. Vanaf nu moeten wij gehoorzamen aan de Japanse
keizer. De reddingsvesten die we voor alle zekerheid om hadden
gedaan, want we dachten ieder ogenblik in de grond geboord te
worden, moeten we van hem afdoen. We staan nu "onder bescherming
van de Japanse vloot".
In de avond komt het K.P.M. schip, dat gelijk met ons uit Tjilatjap
is vertrokken, er ook nog bij. In konvooi varen we verder. Eerst
een Japanse torpedojager. Dan een Japanse marinetanker, daarna
ons schip, gevolgd door de "Dumeijer van Twist". Aan
boord van dit schip hadden ze kans gezien de geweren aan de tegenovergestelde
zijde van waar de vijand naderde, overboord te zetten.
5 maart 1942. We hebben weinig last van de Japanse matrozen die
aan boord zijn. Enkelen van hen bekijken zelfs foto's met onze
jongens. In de nacht zien een paar jongens kans om met een vlotje
overboord te gaan. Van hen hebben we nooit meer iets vernomen.
6 maart. We varen door de straat Bali. Er staat hier een geweldige
stroom, waardoor de schepen met moeite vooruit komen. Vooral
het K.P.M. schip kan het niet bijhouden. Er wordt gezegd dat
de Jappen het schip de grond in zullen boren als het achter blijf.
7 maart. In de Java zee op weg naar Makasar. Aan boord verloopt
alles normaal, en we mogen ons vrij bewegen, alleen niet benedendeks.
Het kamp in Makasar
8 maart. `s Morgens komen we aan in Makasar, en gaan in de haven
voor anker. `s Avonds worden we op een niet al te zachtzinnige
wijze met landingsboten van boord gehaald. Aan wal worden we
in groepen ingedeeld, moeten hurken op de grond, en krijgen een
strenge bewaking van het Japanse leger. Om middernacht worden
we in looppas met stokken naar de gevangenis gedreven. Hier komen
we met 17 man in en cel te liggen. Deze is normaal bestemd voor
4 man. Van het lopen waren we al warm geworden, en in de cel
wordt het nu helemaal snikheet. Het zweet breekt aan alle kanten
uit. Van vermoeidheid vallen we, gedeeltelijk over elkaar gelegen,
toch nog in slaap.
De volgende ochtend bij het daglicht kunnen we zien waar we zijn.
Erg prettig is het hier niet want we zitten helemaal in het uiterste
plekje van de gevangenis, op ongeveer 4 meter afstand van een
open toilet. Deze stinkt nu behoorlijk door de overbevolking
van de gevangenis.
Later op de dag blijkt dat de bewakers onze cel vergeten zijn,
daar de anderen gegeten en gelucht hebben, en wij nog steeds
zonder iets in de cel zitten. Wanneer we ontdekt worden maken
de Japanse soldaten ons bang. Ze zetten ons in een rij. Een inlandse
politieagent krijgt opdracht om ons met zijn sabel de hoofden
af te slaan. De agent durft dit echter niet, en staat verdwaasd
te kijken. Na een moeizame gedachtewisseling krijgen we eindelijk
eten: 4 kleine meelkoekjes. Met het luchten moeten we looppassen
op de binnenplaats, en worden schoongespoten met water uit een
slang van de brandleiding.
Vanuit de gevangenis moeten we allerlei werkzaamheden verrichten,
zoals kolen laden in de haven en het opruimen van puin. De voeding
bestaat uit twee keer per dag een beetje rijst met een stukje
gezouten vis ("ikang kring). Wij hebben geen eetgerei dus
een ieder moet zich zelf maar behelpen. Enkelen zijn nog zo gelukkig
dat ze een blikje hebben. Velen moeten het doen met een hoed
of zakdoek waar ze de rijst in halen, en het dan bij gebrek aan
lepel en vork met de vingers naar de mond brengen. Wanneer we
gingen werken kregen we tevens nog een klein stukje droog brood.
De Jappen hadden verboden om van de inlanders eten te kopen.
Toch gebeurde dit door honger gedreven maar al te vaak. Er werden
dan buiten het kamp pisang (banaan), pompaja, koela djawa (suiker),
pinda's, ting-ting en verschillende soortgelijke etenswaren gekocht.
Wanneer de Japanse bewakers dit zagen werd het meestal met de
nodige stokslagen bestraft. Ook gebeurde het vaak dat we bij
aankomst in het kamp gefouilleerd werden. Dit leverde voor de
Jappen soms een hele goede buit op. De goederen werden dan in
beslag genomen, en de daders ondergingen de straf in de vorm
van stokslagen en vuistslagen in het gezicht.
Tweede kamp in Makasar
4 april 1942. We krijgen een betere ligging doordat we overgaan
naar een kampement welke voorheen in gebruik was bij het K.N.I.L..
Dit kamp is gelegen aan de buitenkant van Makasar aan de weg
langs de kust. Hier blijken al veel krijgsgevangenen aanwezig
te zijn. Velen van hen zijn drenkelingen van de schepen die zijn
vergaan in de slag op de Java Zee. Onder hen tref je zowel Amerikaanse,
Engelse en Nederlandse schepelingen aan. Dan zijn er nog soldaten
van het K.N.I.L. die pas gevangen zijn genomen. Hun commandant
was overste Gortmans, bijgenaamd "Jan Oorlog", die
toen Java reeds was gevallen de strijd boven Makasar heeft voortgezet.
Daar de vrouwen en kinderen te Malino allen in handen van de
Jappen waren en zij deze als gijzelaars gebruikten, werd de overste
genoodzaakt tot onderhandelen over te gaan. Hierbij maakte hij
gebruik van een list. Voor de onderhandelingen kleedde hij verschillende
van zijn manschappen als officier, en hij vroeg een wapenstilstand
van 10 dagen om gelegenheid te krijgen zijn troepen uit de bergen
terug te trekken. Door deze grootspraak bracht hij de Jappen
in de veronderstelling dat hij nog een groot leger achter zich
had staan. Hierdoor zag hij kans verschillende voordelen te verkrijgen,
zoals de verdeling van de voorraden levensmiddelen onder de vrouwen
te Malino en de krijgsgevangenen, en voor de officieren het behoud
van hun sabel.
Bij aankomst in het kamp worden de daarin gevangen gezette Chinese
burgers vrij gelaten. Het eten is hier iets beter dan in de gevangenis.
`s Morgens droog brood met koffie, `s middags een kleine portie
rijst met sajoer (groentesoep), een enkele keer met een stukje
vlees, en `s avonds rijst met een stukje gezouten vis. De barakken
waar wij in verkeerden werden elke dag schoon gemaakt en het
kamp drie keer per dag. De Jap was er wel voor dat alles er zindelijk
uit zag. Elke dag werd er een ploeg ingedeeld die speciaal de
goten in en de sloot langs het kamp schoon moest houden.
Vaak kwamen Japanners van schepen die in de haven lagen ons kamp
bezichtigen. Als er dan hogere officieren bij waren moest een
ieder in de houding staan en een buiging maken wanneer zij passeerden.
Een enkele keer was het ook wel dat iedereen in de barakken moest
blijven met de ramen en deuren gesloten. Dan mochten we helemaal
niets zien. De Jappen waren vaak fel tegen het in bezit hebben
van contrabande (vlees, suiker, pisang enz.). Soms vermoeden
ze wapens. Dan werd er inspectie in het kamp gehouden. Dit was
altijd een erg gespannen gebeuren, omdat er altijd wel personen
waren die iets te verbergen hadden. Men zag ze dan gaten in de
grond maken waarin ze de contrabande verstopten. Soms werd dit
door de Jappen gezien die regelmatig door het kamp patrouilleerden,
en dan volgden er zware straffen. Het gebeurde wel dat ze met
degenen die gesmokkeld hadden een hele dag bezig waren. Wanneer
er eieren bij de smokkelwaar werd aangetroffen werden deze de
daders in het gezicht gegooid. Tegenover elkaar staande moesten
ze elkaar de eieren in het gezicht gooien. De dooiers en doppen
mochten ze niet uit het gezicht vegen. Degene die mis gooide
was er niet zo best aan toe. Daarna moesten ze elkaar in het
gezicht slaan. Vaak waren ze dan eerst al door de Jappen bewusteloos
geslagen en daarna met water weer bijgebracht. Daarna moesten
ze looppassen rond in het kamp zodat iedereen kon zien wat er
met hen gebeurde. Ook inlanders die ons behulpzaam waren geweest
kregen er op deze manier van langs.
Elke morgen worden afdelingen gevangenen uit het kamp gehaald
voor werkzaamheden zoals grondwerk. Meestal vertrekken een driehonderd
man Engelsen naar het vliegveld, velen zonder schoenen aan de
voeten. Verder is er het kolen laden in de haven, wat echter
al spoedig afgelopen is. Dan het puinruimen en vernielde olietanks
slopen. Verlaten huizen met de tuintjes worden opgeruimd zodat
deze in gebruik genomen kunnen worden door Japanse gouvernementsambtenaren.
De huizen worden leeggehaald en de inboedel wordt naar een verzamelplaats
gebracht, van waar er veel waardevolle spullen naar Japan worden
verscheept. De rest blijft staan. Hieruit kunnen de Japanse ambtenaren
alles uitzoeken wat ze kunnen gebruiken voor het inrichten van
het aan hen toegewezen huis. Ook voor de Japanse geisha's worden
huizen ingericht. Het is interessant om in het oude fort van
omstreeks 1700 te werken. Op die oude muren en door de gangen
te dwalen waar in vroegere tijden onze pioniers zich vaak in
moeilijke omstandigheden hebben moeten te weer stellen om hun
bezittingen te verdedigen tegen op roof beluste inlanders.
In het fort zijn nu kantoren en opslagplaatsen ondergebracht,
en in het midden staat een kerk. Het is nu de bedoeling het een
en ander bewoonbaar te maken voor de Japanners, en het als doorgangsverblijf
in te richten. Bij het opruimen worden veel oude en antieke voorwerpen
stuk gegooid en oude boeken, documenten, koopcontracten en dergelijke
worden verbrand.
Langzamerhand wordt de voeding in het kamp iets beter en komen
er leesboeken uit de leegstaande huizen en van de bibliotheek
in de stad. Het hebben van deze lectuur is een hele vooruitgang
in het soms eentonige kampleven. Op het sportveld mocht af en
toe sport beoefend worden. De werkzaamheden buiten het kamp zorgen
voor de nodige afwisseling, maar brengen wel risico's met zich
mee. Een voordeel is dat we dan weer even in de buitenwereld
komen. Het werk is niet altijd even mooi, en je kan vaak ook
beter thuis blijven, maar desondanks lokt het naar buiten gaan
altijd omdat je dan weer eens de kans krijgt om aan iets extra's
te eten te komen. Een enkele bewaker staat dit wel eens oogluikend
toe. Zo'n bewaker krijgt dan al gauw de bijnaam van ome Jan of
ome Piet. De meesten staan het echter niet toe, en dan worden
er slagen uitgedeeld. Joshida (de goudtand) is de gevreesde en
wrede beul van het kamp die steeds klaar staat om de gevangenen
af te ranselen, en waar je dan ook elke minuut voor uit moet
kijken.
Tijdelijk is er ook werk op een eilandje voor de haven. Degenen
die daar werken zijn terecht gekomen in het eldorado van de krijgsgevangenen.
We krijgen hier van de Jappen veel vrijheid, en tijdens het schaftuur
gaan de meeste Jappen naar de stad. Hierdoor krijgen we gelegenheid
wat voedsel van de inlanders te kopen. De schafttijd is vrij
lang waardoor we ook nog wel eens gelegenheid hebben in zee te
zwemmen. Ook bij het opruimen van de B.P.M. olietanks komen we
in de middag wel eens in de gelegenheid om te zwemmen. Hier was
echter meer controle aangezien hier de Japanse koelies (Koreanen)
gelegerd zijn.
Vluchtpoging van enkelen, gevolgen voor allen
9 september 1942. Luitenant ter Zee De Haan, militair matroos
Entrop en sergeant Pellentje vluchten, na zorgvuldige voorbereiding,
uit het kamp. De Jappen zetten 20 man, gekozen uit de omgeving
van degene die gevlucht zijn als gijzelaars in de cel. Het hele
kamp wordt door de Japanse soldaten afgezet en grondig onderzocht
naar wapens, kaarten, schrijfpapier en andere verboden artikelen.
Grote consternatie in het kamp. Een gevangene valt flauw van
de commotie. De gevangenen worden buiten de barakken in groepen
opgesteld tot de inspectie is afgelopen. Deze neemt echter een
zeer lange tijd in beslag. De zwaarden die de K.N.I.L. officieren
hadden mogen behouden moeten nu worden ingeleverd. Enkele officieren
trachten deze eerst onbruikbaar te maken door ze met de scherpe
kant tegen de stenen te slaan. De 3 ontvluchtten worden `s middags
met behulp van de bevolking weer opgespoord. `s Avonds worden
ze door soldaten het kamp binnen gebracht. Door de zware mishandeling
zagen zij er slecht en troosteloos uit. Ze werden uit de vrachtauto
gegooid en in een cel gevangen gezet.
11 september. Geen van de gevangenen mag nog "lang"
haar dragen. Ieder moet zich kaal laten knippen. Tevens worden
de gevangenen bijeen geroepen voor het aanhoren van een Japanse
proclamatie. Hierin wordt gezegd dat de drie gevangenen die hebben
getracht te ontvluchten onthoofd zullen worden. Niet alleen zij,
maar ook de gevangenen in de zaal, en vooral degenen waar ze
naast sliepen, zijn schuldig en hebben de doodstraf verdiend.
Echter, omdat van onze zijde meteen de ontvluchting is gemeld
heeft de Japanse commandant een gunstige verdediging gevoerd
voor de gijzelaars en zal de doodstraf niet op hen worden toegepast.
Zij blijven echter in de cel gevangen.
14 september. De drie veroordeelden worden onthoofd en met hen
nog 2 anderen. Dit zijn een officier en een matroos telegrafist
van de marine. Zij waren met een prauw vanuit Australië
naar Celebes gekomen om contact te krijgen met afdelingen van
het K.N.I.L. die de bergen voor de Jappen nog onveilig maken.
Deze twee militairen zijn blijkbaar door de bevolking aan de
Jappen verraden. Vooral de Boeinesen zijn fel tegen de Nederlanders
gekant. De Jappen willen omtrent de laatste twee gevangenen geen
mededeling aan ons doen.
Er gaat meer veranderen
Er gaan geruchten dat een groot aantal van de inwoners van het
kamp moeten vertrekken naar elders. Er gaan lijsten rond waarin
wordt gevraagd naar naam, beroep, enz. Tevens moeten we les nemen
in Japanse manieren zoals buigen, groeten, enz. Alles wijst er
op dat ze iets met ons van plan zijn. Dagenlang moeten we exerceren
en Japanse commando's leren. In verband daarmee mogen we de werkzaamheden
buiten het kamp niet meer verrichten. Het een en ander wijst
er op dat dit het begin is van een voor ons nog onbekende toekomst.
Velen zouden liever hier blijven omdat het vervoer steeds riskanter
wordt en we niet weten waar we zullen belanden.
14 oktober 1942. De 1000 man die aangewezen zijn voor vertrek
moeten met hun bagage, welke genummerd is, aantreden op het exercitieveld
voor controle van de bagage. Er mag niet zo veel worden meegenomen.
Daarna marcheren we in groepen naar de haven. Hier krijgen we
een toespraak van de commandant van Makasar en de commandant
van het schip. Zij wensen ons een goede reis en verzekeren ons
een behouden overtocht aangezien de Japanse vloot oppermachtig
is. Na deze toespraak gaan we een voor een aan boord van het
20.000 ton metende schip de "Asama Maru". De gelukkigen
komen in hutten te liggen welke op een vrij behoorlijke wijze
worden volgemaakt. Eerst de slaapplaatsen, daarna de vloer, zodat
ieder een ligplaats heeft. Het resterende deel van de gevangenen
wordt in het ruim opgeborgen. Daar is het niet zo best, en erg
warm.
15 oktober. Vertrek uit de haven. In het schip is het erg warm,
en we mogen niet aan dek komen. De voeding valt niet tegen en
is vrij goed te noemen. Al is het niet veel, we krijgen toch
nog drie keer per dag iets te eten. `s Morgens rijst met prei,
`s middags en `s avonds rijst met sajoer. Later zouden we vernemen
dat er transportschepen waren waar de gevangenen maar een keer
per dag iets te eten kregen, en dan ook bijna geen drinken. In
de straat van Makasar worden we gekonvooieerd door een oorlogsvaartuig.
Later vaart ons schip alleen verder en bestaat er de gelegenheid
in groepen aan dek te luchten. Wassen is alleen mogelijk met
zout water.
22 oktober. Het klimaat wordt koeler: we merken dat we naar het
noorden varen en dus steeds dichter bij Japan komen.
III.Aankomst in Japan
23 oktober 1942. Aankomst in de Baai van Nagasaki.
We mogen op het voorschip (de bak) aan dek komen en zien daar
de mooie baai, het drukke verkeer van de veerboten, en het aan-
en afvoeren van vrachten naar de scheepswerven. Het een en ander
geeft niet zo'n bemoedigende indruk, daar we wel kunnen zien
dat het niet zo'n florissante bedoening is.
24 oktober. We worden met een houten veerboot, waarin alles schudt
en trilt wanneer de machine bijstaat, naar de wal gebracht. We
komen aan op een eilandje in de baai van Nagasaki in de nabijheid
van een grote scheepswerf. Een menigte van Japanse werklieden
komt naar buiten om de nieuwe aanwinst werklieden (krijgsgevangenen)
te zien.
Aan de wal moeten we aantreden, tegelijk met de matrozen die
ons met de veerboot gehaald hebben en de soldaten die de bewaking
over het kamp zullen krijgen. De soldaten lopen gewapend met
geweer en bajonet op. We zijn allen onder de indruk van hetgeen
we zien, want we wisten niet wat ons te wachten stond. De gammele
houten huisjes en de schamele kleding geven ons geen aanleiding
om opgewekt te zijn. We zien de toekomst somber in.
Nadat het geheel geïnspecteerd en geteld is gaan we met
medeneming van onze bagage naar een groot plein. Dit is een met
rotsen gedempt stuk van de zeekust, door ons al gauw aangeduid
als "rode plein".
Hier zitten we vele uren. We verorberen een broodje. We horen
redevoeringen aan die we niet kunnen verstaan omdat we de taal
niet kennen, en de vertaling gebrekkig is. Grote redevoeringen
horen er in Japan nu eenmaal bij, dat hebben we wel gemerkt.
Het enige dat we van de rede wel begrijpen is dat we moeten werken
en leren geduld te hebben. Als we hard werken gaat de tijd des
te sneller voorbij en zijn we zoveel eerder terug bij hen die
ons dierbaar zijn. Dit verkondigt de directeur van de werf, en
ook de kampcommandant houdt zijn betoog. We zijn blij als het
afgelopen is want we verlangen naar wat rust, en vragen ons af
hoe het kamp er uit zal zien. `s Avonds gaan we verder.
Aankomst in het kamp
We lopen met onze bagage over een heuvel, en zien in het dal
het kamp. Houten barakken aan de zeekust. De eerste indruk van
hetgeen we zien valt ons niet tegen. Het is een nog nieuw gebouw,
welke nog niet geheel voltooid is. Aan een lange gang liggen
aan de rechterkant 18 kamers, elk bestemd voor 56 man. In de
kamers zijn aan weerszijden twee boven elkaar gelegen vlieringen,
waar per vliering 14 man naast elkaar kunnen slapen, Hier liggen
reeds drie groffe dekens en een overjas op ons te wachten. De
overjas mag alleen binnen het kamp gedragen worden. Het eten
kan meteen gehaald worden: rijst met sajoer (groenten in water).
`s Avonds merken we wel dat de dekens en jas terdege nodig zijn.
Pas uit de tropen gearriveerd, vinden we het `s nachts erg koud.
Dit komt ook doordat de barakken nog niet volledig afgebouwd
zijn en er veel kou naar binnen komt. Opmerkelijk is het dat
zelfs de Japanse wacht `s nachts toekeek of we wel voldoende
toegedekt zijn, dit waarschijnlijk op order van de kampcommandant.
De eerste dagen blijven we in het kamp voor het registreren en
het ondertekenen van papieren, waaronder een stuk dat we niet
zullen proberen te ontvluchten. Dit was toch al onmogelijk omdat
we direct ontdekt zouden worden wegens het grote verschil in
uiterlijk en gestalte met de Japanners. We zien dat het kamp
de naam heeft van Fukuoka II.
28 oktober 1942. Naar het "rode plein" voor het indelen
in werkgroepen. Hierbij is een tolk aanwezig. Wij worden in de
gelegenheid gesteld te proberen ingedeeld te worden bij een van
de verschillende vakgroepen op de scheepswerf. Zoals boorder,
klinker, lasser, steigerbouwer enz. Er zijn echter altijd te
veel liefhebbers voor de mooie vakken, en zodoende worden er
toch velen gedwongen bij minder aanlokkelijke werkzaamheden ingedeeld
te worden.
Zelf was het mijn bedoeling om bij de timmerlieden ingedeeld
te worden. Maar hiervoor zijn echter 200 liefhebbers, waarvan
er maar 16 nodig zijn. Nu kom ik terecht in een groep van 26
steigerbouwers. Achteraf ben ik hier 3 jaar werkzaam geweest.
Werken op de Scheepswerf
2 november 1942. Vandaag beginnen we met de werkzaamheden op
de scheepswerf. De eerste tijd valt het werk ons daar erg moeilijk.
Er komt haast geen eind aan de dag. Vooral in de winter veel
kou, weinig voeding en kleding. Je weet dan bijna niet waar je
het zoeken moet om een beschut plekje te vinden tegen regen en
koude wind. Vooral omdat we onder strenge bewaking staan kunnen
we dan moeilijk weglopen om een beschut plekje te zoeken. Velen
proberen, door honger gedreven, iets eetbaars uit de spoelington
van de Japanse werklieden te halen. Het zijn voor ons lange dagen
waarin we voor ons zelf geen tijd hebben. `s Morgens om 5 uur
is het reveille. Daarna appel, wat tot 6 uur duurt. Dan eten,
en om 6.30 uur naar het "rode plein" waar we in groepen
worden ingedeeld om vervolgens naar de werf te gaan. Hier beginnen
de werkzaamheden om 7.30 uur. Het werken is gevaarlijk vanwege
vallende bouten of stukken ijzer. Tevens moet je oppassen om
zelf niet van grote hoogte te vallen.
We voelen er niet veel voor om in ons nadeel hard te werken,
ofschoon er ook zijn die voor een stukje brood heel wat extra's
willen doen. Als je even wilt uitrusten dan moet je er op letten
niet gezien te worden door de kaigoen (marine) of de werfpolitie.
Was dit het geval, dan kreeg je een flinke aframmeling. `s Middags
om 12 uur is er een half uur schafttijd om de honger iets te
stillen. We krijgen een sardineblikje rijst, dat door de hongerigen
snel is verorberd.
Om 5 uur is het aantreden, er wordt genummerd: "iets, nie,
san, sie, go, roko, sietsi, hadsi, kjoe" enz. Klopte het
aantal dan gaan we om 5.30 uur terug en komen om 6.00 uur in
het kamp aan. Als er voldoende water is kunnen we ons wassen,
om daarna als hongerige wolven op de rijst met sajoer aan te
vallen. Zo nu en dan is er een stukje vis bij, welke dan met
kop en staart verslonden wordt. Geen rijstkorrel blijft op tafel
liggen. In het begin zijn de meesten na het werk zo moe en koud,
dat ze van ellende op hun tampat gaan liggen, gekleed onder de
dekens om dan toch maar iets warm te worden. Omdat er nog geen
plafond in de barakken is aangebracht kan het erg koud zijn.
Sommigen gaan langzaam eten, dan hebben ze er langer plezier
van, en denken daardoor de honger iets te kunnen verdrijven.
`s Avonds om 7.45 uur is het klaarmaken voor appel, kamer aanvegen
en netjes maken. Dan om 8.00 uur het appel, wat om 9.00 uur is
afgelopen. De ene officier van de week heeft met de inspectie
weer langer werk dan de ander. Wij moeten dan goed in de houding
staan, goed gericht, geknipte haren, niet bewegen of lachen.
Dat laatste valt voor een ieder van ons soms niet mee. Hou je
maar eens goed wanneer die Jappen van die rare brullen geven.
Als er iets niet in orde is komt het de hele kamer duur te staan.
De eerste uren niet slapen, of een pak rammel voor de dader of
de hele kamer looppassen om het kamp. Wanneer alles goed verliep
konden we om half tien gaan slapen.
In de zomer hebben we veel last van wandberen (wandluizen), luizen
en vlooien. In de winter moeten we `s nachts ook veel naar de
WC vanwege diarree. Ga je naar de WC dan moet je eerst een plankje
met Japanse letters aan de slaapplaats hangen zodat de schildwacht
kan zien waar je bent. Ben je dit vergeten, dan kan je je klaar
houden voor een pak slaag of het verdere gedeelte van de nacht
bij het wachtlokaal staan. Daar kan iedere soldaat hardhandig
tegen de ongelukkige optreden. Er zijn dagen dat de soldaten
om het minste of geringste beginnen te slaan. Wij veronderstellen
dan dat de Jappen waarschijnlijk zware verliezen hebben geleden.
Het tellen, vooral in koude en regen, voordat we naar de werf
gaan, vergde veel van ons geduld. We worden per dag dan ook maar
even acht keer geteld. En dan naar de werf lopen, niet spreken,
goed in het gelid lopen, en in de pas blijven. Vooral wanneer
we dichter bij de werf komen staat er om de 200 meter een kaigoen
te kijken of alles naar wens verloopt. Is er iets niet naar hun
zin, dan wordt je meegenomen naar het wachtlokaal, waar de straf
in stikslagen door de onderofficier van de wacht wordt bepaald.
Vanwege de kou ontstaat er longontsteking, en bij gebrek aan
medicijnen en versterkend voedsel komen er de eerste winter veel
sterfgevallen voor. Zelfs drie op een dag. Ook was er veel infectie.
Deze wordt door de omstandigheden vaak erger, en is vrijwel niet
te genezen. Het enige dat je kan doen is zo veel mogelijk schoonhouden
van de wond. Pas later kwam er voor de zuivering van de wonden
een bad met zwavel oplossing.
Bijna iedere dag worden er straffen uitgedeeld. De krijgsgevangene
is niet altijd iemand die precies doet wat de Jap zegt. We verstaan
wel eens iets verkeerd of begrijpen het niet. Gaan slapen onder
een schip, uitzien of er nog iets te roken valt, een wandeling
maken over de werf, een vriend opzoeken, een paar uur wegblijven
op weg naar de WC, handelen met een Japanner, stelen van olie
en vet voor consumptie, gappen van isolatieband en soda e.d.
voor de ziekenboeg. De Japanners verstrekken bijna niets voor
de behandeling van de zieken en er zijn velen die met wonden
lopen. Dan zijn er nog de kranten en het nieuws waartegen de
Jappen wel heel erg gebeten waren. Verschillende malen worden
we gefouilleerd waarbij we met de handen omhoog op de straat
moeten knielen totdat het fouilleren is afgelopen. Soms wordt
er wel een kleinigheid gevonden, maar waar het hun om gaat, de
kranten en het nieuws, wordt niet gevonden. Vaak worden we van
tevoren al op de hoogte gebracht, soms ook wel door de Jappen.
Door verraad van een van de krijgsgevangenen, die voor wat eten
zijn maten verried, en door hevige marteling van verdachte gevangenen,
komen ze er uiteindelijk toch achter. Twee man zijn hevig geslagen
en gemarteld in een cel opgesloten. De Japanner die de kranten
leverde is waarschijnlijk gedood. Ondanks dit alles bleven de
geruchten steeds aanhouden, alleen nu onder meer bedekte vorm.
Door de honger gedreven zijn er gevangenen die, wanneer zij de
kans schoon zien, voedsel stelen uit kombuis, goedangs, en zelfs
van mede krijgsgevangenen. Het is zelfs gebeurd dat, toen iemand
zat te bidden, zijn eten werd gestolen. En al worden de dieven
vaak achterhaald en gestraft, toch blijven deze misdrijven steeds
aanhouden.
Uit de kombuis worden in een nacht 80 broodjes gestolen, terwijl
een koek met boter, bestemd voor de Japanse commandant, door
de dieven werd opgegeten. Zelfs onder het schildwachthuisje waar
de rode-kruis blikjes stonden opgeslagen zag men kans enige van
deze weg te halen. In de rode-kruis goedang is ingebroken en
een pakket leeggehaald. Na de ontdekking daarvan wordt tevens
bemerkt dat er een 4-mans pakket is verdwenen.
Het hele kamp krijgt geen eten zolang de daders niet worden aangebracht.
Het onderzoek in het kamp blijft echter zonder resultaat. `s
Middags krijgen we weer eten. De dader komt pas na een maand
aan het licht. Zijn buurman merkt op een nacht dat hij met een
levensmiddelenpakket bij zijn tampat aankomt. Hij had dit pakket
zolang in een lege kamer onder kolling verstopt.
Op een dag krijgen we drie maaltijden achter elkaar geen eten.
Niet `s avonds, niet `s morgens en niet `s middags. De middagpot
krijgen we `s avonds. De sajoer is dan al zuur. De aanleiding
is dat er aardappelen uit de tuin waren gehaald, zelfs tot twee
maal toe. Er komt een dader te voorschijn. Dit is echter voor
de Japanse kok niet genoeg. Hij zegt dat er meer moeten zijn,
omdat de diefstal op hetzelfde tijdstip gebeurde als de diefstal
uit de kombuis. Aangezien nu het hele kamp de dupe is, komen
er ook gevangenen in de weer om de daders te vinden. Het eten
was al weinig, en nu helemaal niets. Dit veroorzaakt wel opschudding
in het kamp. Onderling worden al dreigementen geuit, teneinde
de daders te vinden. Uiteindelijk heeft de Jap het er bij gelaten
en weer eten gegeven.
Echter, er was een grotere diefstal, die niet door de Japanners
werd ontdekt. Dit betrof diefstal uit een noodrantsoen, opgeslagen
onder een groot kantoorgebouw. In de schafttijd is hier wel eens
een kist sardines weggehaald, terwijl de Jappen aan het eten
waren. De spullen werden onder een schip gebracht, om daar opgegeten
te worden of weggesmokkeld om `s avonds mee te nemen naar het
kamp. Daar echter ook hun eigen mensen daar voedsel weghaalden
bleven de krijgsgevangenen buiten verdenking.
Kerstdagen van 1942
In gevangenschap zijn de kerstdagen enigszins feestelijk te noemen.
Van de Japanse kant wordt zelfs enige medewerking ondervonden.
Waarschijnlijk een order van het Japanse hoofdkwartier van de
krijgsgevangenkampen Fukuoka. Eerste kerstdag 1942. De werf verleent
geen medewerking. We zouden een half uur eerder het werk beëindigen,
maar dit kan niet de goedkeuring van de kaigoen en de werf verkrijgen.
In het kamp is er wel op gerekend dat we iets eerder van de werf
terug zouden komen. De kamers waren versierd met wat groen en
het eten stond al klaar op de tafels met als extra een appel
en wat surrogaatkoffie. Als we aankwamen is alles koud. `s Avonds
word er op de met handlampen verlichte binnenplaats kerkdienst
gehouden door een Japanse predikant. Het gesprokene wordt door
onze tolk vertaald. Hierna zingen we kerstliederen.
De eerste winter in Japan hebben we bijna in't geheel geen vrije
dag. Ook op zondag is het doorwerken. Alleen met nieuwjaar stond
het bedrijf een paar dagen stil.
In 1943 krijgen we met de kerstdagen vrij, en was het eten die
dag iets beter. Een der gevangenen, een leraar, gaat voor in
de kerstdienst. `s Middags zijn er muziek en voordrachten in
de badkamer van het kamp. Ook kunnen er gelukwensen worden gezonden
naar familie in Amerika (propaganda). `s Avonds worden er kerstliederen
gezongen en worden foto's gemaakt. Waarschijnlijk voor tijdschriften
om te laten zien hoe "goed" de krijgsgevangenen het
bij de Japanners wel hebben. De Japanse soldaten kunnen dit alles
zo'n dag bijna niet uitstaan, en dan moeten wij het, met hun
slechte humeur, `s avonds weer ontgelden.
Kerstdag 1944 is wel de feestelijkste. `s Avonds na binnenkomst
zien we de barakken van binnen met groen en gekleurd papier versierd,
hetgeen door de thuisblijvers (koks, schoenmakers, kleermakers
en timmerlieden) was verricht. De ene barak is al mooier dan
de andere. Het eten is beter. We krijgen per man 20 mandarijntjes
en nog iets uit de Amerikaanse rode-kruis pakketten.
De tweede kerstdag zijn we vrij van werken, en krijgen extra
te eten. `s Morgens rijst en een soort gelatine met rozijnen.
Dit laatste van het Amerikaanse rode-kruis. Om negen uur bijna
een pond oebi (zoete aardappel) en twee zoete broodjes gevuld
met bonen. `s Middags drie broodjes en bonen, om drie uur koffie
(rode-kruis) en overgebleven zoete bonen. `s Avonds rijst met
kerrie sajoer waarin vlees. Later op de avond nog 2 doubods (broodje
gevuld met cornetbeef, wortelen en ui). De cornetbeef was afkomstig
van het rode-kruis.
De kampcommandant verleent die dag veel medewerking. In het kamp
worden we geheel vrij gelaten, zelfs de militaire groet was die
dag niet verplicht. In de badkamer wordt kerstdienst gehouden,
voorgegaan door een van de krijgsgevangenen. `s Middags cabaret
en `s avonds worden kerstliederen gezongen op de binnenplaats.
Dit was wel de beste dag in gevangenschap. De hoeveelheid eten
die we kregen kunnen we zelfs niet op, en daarvan wordt tot de
volgende dag bewaard. Als je aan het werk was had je ook des
te meer trek. Velen van ons hebben nu ook wel hoop dat dit het
laatste kerstfeest in krijgsgevangenschap is, en vooral op zo'n
dag zie je uit naar de bevrijding.
Via informatie blijven we wel enigermate op de hoogte van de
oorlogsomstandigheden, en merken dat de Jappen langzaam maar
zeker teruggedreven werden. Maar we vreesden evenzeer ons lot,
wanneer de activiteiten om hun eigen land te verdedigen zouden
toenemen.
Na een grote zeeslag in de Stille Oceaan plakken de Jappen grote
plakkaten aan op het "Rode Plein", waarop de grote
verliezen van de Amerikaanse vloot worden weergegeven. Op de
plakkaten zijn de verschillende soorten schepen en vliegtuigen
geschilderd in zinkende of beschadigde toestand, met daarbij
vermeld het aantal dat vernietigd is. Door de Japanse overwinning
van de zeeslag gaf de Jap ons niet veel hoop spoedig weer thuis
te zijn. Later zou blijken dat niet alleen de Amerikanen veel
schepen hadden verloren, maar ook de Jappen.
De Kou
Soms wordt geprobeerd het beetje naar de werf meegenomen rijst
daar op te warmen. Dit is echter streng verboden. In de winter
wordt het wel vaak geprobeerd, en dan is het extra uitkijken.
Dat uitkijken zijn we wel gewend, want er is zoveel dat niet
mag. Het gebeurt dan ook veel dat de daders gesnapt worden. Stokslagen
of overwerk tot 7 uur is dan hun deel.
Onze groep, de steigerbouwers, heeft het `s winters erg koud
omdat we meestal buiten aan het werk zijn. De Japanse bazen van
onze groep willen ook wel wat warmte. Ze zijn dan op zoek voor
werk bij het vuur, zoals gereedschap en hoeksteunen smeden. Dit
is in het begin noodzakelijk, maar later gaat het `s winters
meer om het vuur. De steenkolen zijn echter altijd schaars. Toch
weten de Japanse bazen of de krijgsgevangenen er op een slinkse
manier meestal wel aan te komen. Het eten kan dan een beetje
opgewarmd worden, en wij kunnen het half uurtje schafttijd iets
minder koud doorbrengen.Maar als we gesnapt worden moeten we
overwerken.
In de winter van 1944 zoeken we net zolang totdat we met schafttijd
een beschut plekje bij een klinkervuur in een schip vinden. Het
werk op de werf drijft nu voor een groot deel op de krijgsgevangenen,
omdat de meeste Japanners in militaire dienst moeten. Het is
een heel verschil met de eerste winter toen we de weg nog niet
zo goed wisten, en vaak stonden te kleumen met het eten, alles
was even koud, het eten, de voeten. En de laatste waren bovendien
vaak nat. Bij de koude wind uit China zoeken we een beschut plekje.
En als we daar worden weggejaagd gaan we heen en weer lopen om
warm te worden. Net als `s morgens bij het aantreden. Dan is
het ook looppassen en gymnastiek tegen de koude.
Denken aan eten
Door de geringe voeding hebben we geen weerstand tegen de kou.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat bijna het halve kamp uiteindelijk
longontsteking krijgt. Het eerste half jaar zijn hieraan 30 gevangenen
overleden.
Omdat er zo weinig te eten is, is de voeding vaak het onderwerp
van gesprek. Er worden veel gerechten verzonnen. Vooral in de
koude dagen, wanneer de ergste honger wordt geleden. Velen willen
op de vrije dag graag goed eten, en sparen dan door de week wat
rijst of lenen het uit tot die dag ("yasmy dag"). Ook
wordt er wel eten verhandeld voor sigaretten en kleding. In andere
kampen wordt dit handelen door onze officieren vaak verboden,
aangezien een ieder zijn portie voeding meer dan nodig heeft.
Vooral de rode-kruis pakketten, wanneer daar een gedeelte van
wordt verstrekt, zijn een hele opleving voor ons in het kamp.
De geruchten omtrent de verstrekking gaan als een lopend vuurtje
rond. Als er `s avonds eens iets wordt uitgereikt, wordt dit
overdag op de werf al druk besproken. Er wordt dan naar het langsvarende
kampbootje gekeken of daar soms ook dozen staan. Of wat voor
voeding, groenten of vis, het bootje meeneemt. We zien graag
bonen in de rijst. Het eten is dan niet zo eenzijdig. Maar dit
gebeurt heel weinig. Is er wel iets bijzonders, dan weten we
dat meteen als we het kamp binnenkomen. Vanuit het geïsoleerde
hokje laat Piet IJserink (lepralijder) ons zien wat verstrekt
gaat worden, en dat ging dan al vlug van mond tot mond: "een
blik meat met vier man, een pak rozijnen met zes man", enz.
In het kamp wordt door ons dan van alles klaar gemaakt. Melkpoeder,
suiker, boter, koffiepoeder, van alles door elkaar geroerd, en
dan smaakt het ook maar wat lekker.
Er worden zelfs wel eens, met een beetje fantasie, rijsttaarten
gemaakt. Iedereen is bezig een eigen "gerecht" klaar
te maken. Jam en melkpoeder worden door elkaar geroerd.
Op een keer ontvangen we een rode-kruis pakket in zijn geheel.
Het is een weelde. Ieder is als een kind zo blij. Het is een
lust om te zien. De inhoud bestaat uit cornedbeef, meat, melkpoeder,
spek in blik, boter, 2 repen chocolade, koffiepoeder, suiker,
kaas, jam, pate, sigaretten en kauwgom. De Japanners lusten het
echter ook wel. Daarom verstrekken ze het liever in gedeelten,
zodat ze meer kans hebben om te stelen.
We ontvangen maar zelden rode-kruis artikelen. In de 3½
jaar van gevangenschap zijn uiteindelijk maar 3 of 4 pakketten
verdeeld. Een groot aantal zijn elders in Japan vastgehouden.
Na verloop van een jaar wordt voorzien in een badgelegenheid
in het kamp. Dit was wel nodig omdat we er vanwege de werkzaamheden
op de werf vuil uitzagen. We gebruikten eerder af en toe wel
het bad van een ander werkkamp van de werf. In het kamp was in
een barak een cementen vloer aangelegd met daarop een betonnen
bak. Hierin kunnen per beurt zo'n 50 man. Tevens is er een kleine
aparte bak, waarin zwavel is toegevoegd, voor degenen die wonden
hebben. Er is een stoomketel die voor heet water zorgt, zowel
voor het bad als voor de kombuis. Het gebeurt ook wel dat zout
water wordt gebruikt, want de zee is dichtbij, en het zoete water
is in de zomer schaars. Om de drie dagen is er nu een bad voor
ongeveer 400 man. Degenen die het laatste aan de beurt zijn kunnen
beter niet gaan. Er zit op het laatst maar weinig water meer
in de bak, en wat er dan nog in zit is erg vuil.
7 december 1942. Aankomst van 300 krijgsgevangenen van Java.
(Amerikanen, Engelsen en Brits-Indiërs).
In de afgelopen maanden, van oktober `42 tot januari `43, zijn
44 gevangenen omgekomen, waarvan enkele door ongevallen op de
werf.
16 juni `43. Krijgsgevangene Vlissinger wordt veroordeeld tot
2 jaar gevangenisstraf wegens een vechtpartij met een Jap op
de werf.
Dokramp op de werf
21 januari `44. Er is een zeer groot dok in aanbouw. De
lengte is ongeveer 300 meter, de breedte 40 meter, en de diepte
van 10 tot 14 meter. Hierin liggen 4 schepen. Twee in afbouw
en twee in aanbouw. Elk van de schepen meet waarschijnlijk zo'n
twintigduizend ton. Het dok is in twee helften verdeeld, met
in het midden en aan de ingang een brede sluis. Voor de aanbouw
van dit dok is tijdelijk een dam geplaatst om het water te keren.
Nadat de eerste schepen in gereedheid zijn gebracht om het dok
te verlaten breekt plotseling de sluitdam. Het is `s morgens
tegen 10 uur bij springvloed. De sluis, welke nog niet geheel
klaar was, kon de grote watermassa niet verwerken, en bezweek
eveneens. Het gevolg was dat de twee in afbouw liggende schepen
omhoog werden geslingerd en terecht kwamen op de middelste sluis.
Deze 7 tot 8 meter dikke sluis brak na verloop van twintig minuten
eveneens, en alles kwam terecht op de twee nog in aanbouw zijnde
schepen. Er werd een geweldige ravage aangericht. Het was om
te lachen, maar dan stiekem, want dat mocht de Jap niet zien.
Bij de gevangenen waren een paar lichtgewonden, en bij de Jappen
waren enkele doden te betreuren.
13 februari `44. Op de werf verongelukt collega Deen door het
uitglijden van de loopplank naar een schip. Hij maakt een val
van ongeveer 10 meter.
juni `44. `s Morgens bij het begin van de werkzaamheden maakt
een Engelsman door zelfmoord een einde aan zijn leven, door een
sprong van een 20 meter hoge kraan.
9 september `44. Een groep van 203 Australiërs uit Thailand
arriveert in het kamp. Er werden veel meer verwacht, maar door
het torpederen van transportschepen zijn velen omgekomen.
2 december `44. 49 man (timmerlieden) vertrekken naar een ander
kamp.
4 december `44. 48 Amerikaanse werklieden, krijgsgevangenen van
het eiland Wake, arriveren in het kamp.
In het jaar 1944 zijn er 13 sterfgevallen in het kamp, waarvan
4 veroorzaakt door ongelukken op de werf.
30 maart `45. Een Amerikaan, bijgenaamd "de Bult",
komt in de cel van honger, kou en ellende om. Hij kreeg eerst
geen eten, en later weigerde hij dit.
maart `45. Met behulp van mijn kamergenoot (tampat buurman) krijg
ik na een bedrijfsongeval op de werf (voet bezeerd door gasbrander)
anderhalve maand werk in het kamp. Dit is altijd beter dan het
drukke en lawaaiige werk op de werf. We moeten in het kamp met
4 man een houtskooloven maken. Deze wordt gemaakt van verschillende
daar aanwezige grondsoorten. Door het mengen en roeren daarvan,
en tevens nat houden, krijgt men een papje waarvan de oven wordt
gemaakt. Later moeten we steensjouwen per pikelan en grond en
stenen vervoeren uit de schuilplaatsen die gemaakt worden in
de rotsen.
Luchtaanvallen op ons kamp
April 1945. De activiteiten in de lucht nemen toe. Bij
luchtalarm moeten we in looppas terug naar het kamp. Soms is
het wel 2 of 3 keer op een morgen luchtalarm. Het is zodoende
ondoenlijk om steeds terug te gaan, en daarom moeten we uiteindelijk
dekking zoeken op de werf. Dit is echter bijzonder gevaarlijk,
en we voelen hier niet veel voor. Onze begeleiders weten niet
wat ze met ons aan moeten, en worden paniekerig. Uiteindelijk
besluiten ze ons te laten schuilen in de tunnels die in de omliggende
rotsen gemaakt worden.
Voor het eerste zien we nu zelfs kleine Amerikaanse duikbombers
aanvallen uitvoeren op Japanse kustvaartuigen. Doordat ook de
kustvaarders al zwaar met takken gecamoufleerd zijn kan je wel
merken dat de Amerikanen bij hun gevechten goede vorderingen
maken.
Vertrek uit Nagasaki
21 juni 1945. We vertrekken uit het kamp. Per boot naar
Nagasaki en dan per trein naar Nakama. In een wagon voor 80 man
moeten nu 100 man. De ramen zijn gesloten en geblindeerd. We
kunnen zodoende niets van de omgeving zien. Toch merken we wel
dat op enkele stations grote verwoestingen zijn aangericht. We
zijn bij een verkeerd station uitgestapt. Nu moeten we een heel
eind lopen. Uiteindelijk komen we op de plaats van bestemming:
Fukuoka kamp 21.
Onze eerste indruk van het kamp is niet erg hoopvol. We zien
magere mensen met bleke gezichten en diepe randen om de ogen.
En dan het vooruitzicht van werken in de kolenmijn. Het kamp
zelf ziet er wel beter uit. De barakken staan meer verspreid,
waardoor er in het kamp meer ruimte is. Ook liggen we nu met
13 man op een kamer, vergeleken met 56 man in het vorige kamp.
Omdat de Nederlandse officieren in de interne zaken meer van
zich hebben laten horen, zij met de Jappen het appel afnemen,
en beter toezien op de handel in etenswaren, heeft het een en
ander hier een beter en vlotter verloop. Maar de voeding is slecht,
groenten zijn er niet. Vaak wordt onkruid ("krokkot")
gezocht in de tuinen buiten het kamp, onder geleide van Japanse
soldaten, bestemd voor de keuken ter aanvulling van ons eten.
werken in de mijn
De eerste werkzaamheden bestaan uit praktijklessen mijnwerken
(schuilloopgraven maken), graven, sjouwen en stutten zetten.
We merken dat de Amerikaanse luchtactiviteit toeneemt. Regelmatig
vliegen bombers over, dag en nacht. Het luchtalarm is voor ons
wel prettig. We zien daardoor het einde dichterbij komen. Tevens
kunnen we dan stoppen met de werkzaamheden.
Soms zien we `s nachts op grote afstand de gloed van branden.
De Jap wil echter niet hebben dat we daar naar kijken.
15 juli 1945. Kolen laden en transporteren bij de kolenmijn.
18 juli. Een man verongelukt in de mijn. Vanaf het begin van
de gevangenneming zijn er 70 sterfgevallen op een bezetting van
ongeveer 1000 man.
23 juli. Ik heb in het kamp gewerkt aan het maken van een schuilkelder.
Zowel overdag als `s nachts is er luchtalarm.
25 juli. We worden met een vrachtauto vervoerd naar kamp 22.
Hier moeten we schuilgangen maken voor het Japanse leger in de
heuvels. Het werkterrein is gelegen op drie kwartier lopen van
ons kamp. Dit werk lijkt ons aanvankelijk wel beter dan het werk
in de mijn, maar het is te zwaar voor ons. Door de weinige en
slechte voeding die we krijgen is het niet vol te houden. Vlees,
vis of groenten zien we hier nooit, en maar heel weinig rijst.
Alleen voor de zieken wordt wel eens geprobeerd om een slang
of kikker te vangen, om toch nog iets versterkend voedsel te
krijgen.
We merken nu dat we dagelijks zwakker worden. En dan moeten we
nog horen dat het rantsoen weer verminderd zal worden. We voelen
dat we op deze manier de winter niet zullen halen. `s Nachts
moeten we bij luchtalarm buiten de barakken aantreden met de
dekens bij ons. We kunnen dan op de grond gaan liggen en horen
de zware bomvers overvliegen.
1 en 2 augustus is er geen luchtalarm. Er zijn geruchten over
vredesonderhandelingen.
3 augustus. `s Middags toch weer geloei van de sirene. Ik voel
me bij het werk erg ziek. Ik heb 39.2 gr. koorts. Ik mag een
dag in het kamp blijven.
6 augustus. Ik ben ziek en heb last van diarree. Ik mag in het
kamp blijven. Mijn gewicht is nu geslonken tot 57 kg.
8 augustus. 300 Amerikaanse bombers, geëscorteerd door jagers,
zien we op grote hoogte overvliegen. De Japanse jagers kunnen
die hoogte niet bereiken. We horen wel hun geschut, doch voor
hen zonder resultaat.
9 augustus. Oorlogsverklaring van Rusland aan Japan.
10 augustus. Na de ziekte weer aan het werk bij het schuilgangen
maken voor het leger.
14 augustus. `s Avonds om 10 uur luchtalarm. Er worden pamfletten
uitgegooid.
15 augustus. Vandaag geen luchtalarm. We maken schuilgangen,
onder toezicht van de Japanse soldaten. Tijdens de schafttijd
komt een van de gevangenen met de mededeling dat hij vermoedt
dat de oorlog is afgelopen. Hij had bij de tent van de bewakers
een vrouw gezien die druk met de sergeant van de bewaking sprak.
Uit bepaalde woorden meende hij af te kunnen leiden dat de oorlog
was geëindigd. Wij hechten daar echter niet veel waarde
aan, omdat we wel eerder tijdens een pauze in het luchtalarm
al jongens hoorden roepen "senso oari" (oorlog is afgelopen,
wat later niet waar bleek te zijn.
Onverwacht echter, om 2 uur `s middags, was het toch stoppen
met het werk, en de gereedschappen die hier anders bleven moesten
meegenomen worden naar het kamp. We wisten niet wat dit moest
betekenen. We durven haast niet te hopen dat het waar zou zijn.
Zekerheid van de soldaten krijgen we niet, ze zeggen niets, en
zijn nog minstens even ruw. In het kamp horen we dat de Japanse
soldaten `s morgens moesten aantreden om te luisteren naar een
rede van de Japanse Keizer. Meer wisten ze niet te vertellen.
16 augustus. `s Middags per vrachtwagen terug naar kamp 21. In
een betere stemming. Het vermoeden dat de oorlog afgelopen zou
kunnen zijn wordt sterker. Velen konden de afgelopen dagen van
emotie bijna niet slapen, en bleven dan een hele nacht in de
weer.
17 augustus. De kampleiding (eigen officieren) nemen de sleutels
van de goedangs over. Er wordt rode-kruis voedsel uitgedeeld.
`s Avonds worden door ons de nationale geallieerde vlaggen in
de eetzaal vertoont. Hierna worden de volksliederen gezongen.
Onze kampcommandant, 2e luitenant Luits, houdt een rede. Hierna
is er cabaret.
met "Ere zij God
19 augustus. Dank zij het Amerikaanse rode kruis hebben wij
nu na jaren weer voldoende te eten.
22 augustus. De Japanse kampcommandant leest een brief van het
hoofdkwartier voor, waarin hij ons als zonen van de grote natiën
prijst, en waaruit tevens blijkt dat Japan zich heeft overgegeven.
24 augustus. Japanse werklieden plaatsen een platvorm op het
dak van een der barakken met de letters P.O.W. (Prisoner Of War).
25 augustus. We zien Amerikaanse vliegtuigen in de lucht. Jagers
en bombers.
26 augustus. Bezetting van de voornaamste plaatsen in Japan door
Amerikaanse troepen.
28 augustus. `s Middags grote sensatie. Amerikaanse bombers en
jagers in de lucht. Al de gevangenen staan buiten de barakken
naar de vliegtuigen te wuiven. Bombers B-29, op de staart gemerkt
met een "V", en onder de vleugels met "P.O.W.",
vliegen over. We zien hen boven een ander kamp goederen aan parachutes
uitwerpen. Later komen er weer vliegtuigen, na een tweede keer
overgevlogen te zijn zien we de bommenluiken geopend en de rode
verlichting branden, waarna de drums met voedsel aan parachutes
naar beneden vallen. Deze parachutes kunnen echter het gewicht
van de drums niet houden en vele vallen dan ook met een smak
naar beneden waardoor er 6 slachtoffers vallen onder de Japanse
bevolking. Enkele drums vallen dwars door de daken van huizen
heen en komen dan midden in een kamer terecht. Voor ons is het
ook levensgevaarlijk en we moeten soms hard lopen om die drums,
waar we denken dat ze neerkomen, te ontwijken. Vanwege de wind
kan je soms moeilijk zien waar de vliegtuigen precies overheen
zullen vliegen. De Jappen geven later zelfs door sirene geloei
te kennen dat de vliegtuigen in aantocht zijn.
Er zijn 44 drums vol met voedingswaren in blik naar beneden gekomen.
Verder zat er nog chocolade, medicijnen, sigaretten, kauwgom,
lucifers enz. in.
29 augustus. Uitreiking van de pas ontvangen etenswaren. Het
is nu een en al overvloed. 15 drums blijken elders neergekomen
te zijn, en zijn door de bevolking deels van de inhoud ontdaan.
Hier zat ondermeer kleding in.
30 augustus. `s Morgens om 8 uur werpt een B-29 bommenwerper
pakketten aan parachutes naar beneden.
Ze zijn gekleurd in oranje, rood, wit en blauw. Alles komt nu
onbeschadigd aan de grond, aangezien de pakketten nu stevig op
rekken zijn geplaatst.
31 augustus. Koninginnedag met een versierde eetzaal. Een B-29
werpt een overvloed aan voeding en kleding uit waarvan veel verpakt
in drums. Het hele kamp is bijna 6 uur bezig om alles binnen
te krijgen en te sorteren. Omdat de bombers zeer laag overvliegen
kan je de drums duidelijk in de geopende luiken zien hangen.
Onder de plaatselijke bevolking viel een dode.
1 september. Het kamp wordt schoongemaakt in verband met mogelijk
bezoek van een rode-kruis commissie. Deze komt echter niet. Een
B-29 werpt een paar ladingen voedsel uit.
Van de kolenmijn directie krijgen we twee varkens. Dit hadden
we liever tijdens onze gevangenschap gehad want toen hebben we
zoiets nooit gezien.
Voor de eerste keer een wandeling in vrijheid gemaakt buiten
het kamp.
2 september. De japanse wacht vervalt en we krijgen een eigen
poortwacht. Er komt bezoek van andere kampen. Deze mogen tot
`s avonds 10 uur passagieren.
4 september. Een B-29 werpt 30 drums met voeding uit.
5 september. Een paar ex-gevangenen vorderen meel in het dorp
voor het kamp.
6 september. Een B-29 werpt een lading voedsel uit. We zien totaal
18 parachutes naar beneden komen. `s Middags gaan we met een
paar man per trein naar Fukuoka (Jawata), waar we grote sectoren
van de stad zien verwoest door bombardementen. Er is veel honger
en leed in de stad.
7 september. Een B-29 werpt 4 ladingen voedsel uit. Een enkele
wordt gedragen door 18 parachutes. Alles komt in pakketten, gebonden
op rekken, goed naar beneden. Een overvloed: twee man krijgen
een 2?-mans pakket.
8 september. We krijgen een radiotoestel in het kamp.
9 september. Officiële bekendmaking dat op 2 september 1945
de vrede is getekend. `s Morgens om 6 uur werpt een B-29 twee
maal pakketten uit. Totaal aantal:
menu 1: 33 kisten
menu 2: 30 kisten
menu 3: 30 kisten
menu 4: 29 kisten
menu 5: 37 kisten,
en verder nog wat blikken.
We zijn nu verlost van de luizen en vlooien dank zij het Amerikaanse
D.D.T.-poeder.
De Jappen zorgen nog voor een piano.
10 september. B-29 bombers gooien meer dan 100 parachutes met
voeding uit waardoor nu in het kamp volop voedsel is. Wel een
schrille tegenstelling met buiten het kamp waar kinderen bezig
zijn sprinkhanen voor hun maaltijd te zoeken. Het aantal dozen
is inmiddels gegroeid tot:
menu 1: 98 kisten
menu 2: 96 kisten
menu 3: 86 kisten
menu 4: 88 kisten
menu 5: 86 kisten.
11 september. Onze officieren gaan naar Fukuoka
voor het ontvangen van orders voor de afvoer van de krijgsgevangenen.
Waarschijnlijk gebeurt dit per DC-3 naar Okinawa en vandaar per
B-29 of B-24 naar Manilla. Voor onze kamer nemen wij een Koreaan
als bediende in dienst. Deze krijgt voor zijn werk bij ons zeer
goed te eten.
12 september. Over de radio horen wij berichten omtrent de overgave
van de Japanse strijdkrachten. Mede ex-gevangenen zorgen er voor
dat er `s avonds bier aanwezig is.
13 september. We krijgen per man een 5-mans voedselpakket. Over
de radio horen we berichten omtrent de uitwerking van de atoombom.
Van de stad Hiroshima is 90% verwoest tot een totaal van ongeveer
68.000 huizen. `s Avonds in de eetzaal maken de Australiers veel
lawaai. De piano begeleidt hun, en het bier dat ze in de stad
opgescharreld hebben heeft ook zijn uitwerking. In hun optreden
tegenover de Japanners zijn ze erg brutaal.
14 september. Een aantal Australiërs van ons kamp nemen
een paar vrachtwagens en een luxe-wagen in beslag waarmee ze
af en toe bier halen. Ook worden de Japs hun wapens en vooral
de samurei zwaarden afgenomen.
De Japanse generale staf in Tokio wordt gesloten.
15 september. Nieuwsberichten: Hiroshima op 6 augustus door een
atoombom getroffen., waarbij 150.000 doden en 300.000 gewonden.
Dagelijks sterven er nog mensen aan brandwonden. De bloedlichaampjes
worden gedood, en men krijgt last van haaruitval en ontsteking
van het tandvlees. Vier vierkante mijl zijn platgelegd.
We gaan per trein passagieren naar Fakama (Modji). Onderweg zien
we bij industriecentra grote woongedeelten verwoest.
16 september. Amerikaans personeel in het kamp voor het registreren
van de ex-gevangenen in verband met hun evacuatie. Australiërs
hebben bier gepikt en maken veel lawaai in de eetzaal.
17 september. Slecht weer en `s middags storm. Hierdoor valt
een deel van de verlichting uit. Veel barakken waaien en regenen
stuk. Je durft bijna niet in de barakken te slapen, omdat je
bang bent dat ze in elkaar zullen storten.
18 september. We maken ons klaar voor vertrek. Er is veel handel
in kleren met de Japanners. We zijn met een paar man voor de
avond uitgenodigd bij de Japanse kleermaker van het kamp. Bij
hem thuis nuttigen we een eenvoudige rijstmaaltijd. Hierna hebben
we een mooie wandeling gemaakt in helder maanlicht, terug naar
het kamp. Dit was onze laatste avond op het vasteland in Japan.
IV.Vertrek uit Japan
19 september. Het kamp lijkt wel een vuilnishoop door al de spullen
die we achterlaten. De Japanse bevolking kijkt er verlangend
naar. Af en toe wordt hun iets toegegooid, en dan is het een
heel gedrang om het te bemachtigen. Zodoende komen er steeds
meer gegadigden naar het kamp.
Nadat `s morgens eerst 300 Australiërs zijn vertrokken,
vertrekken wij in een groep van 300 Nederlanders om 9 uur naar
het station Nakama. Vlak voor vertrek wordt de Nederlandse vlag
aan de locomotief vastgemaakt. Onderweg zien we vanuit de trein
het uitwerpen van pakken aan parachutes boven een krijgsgevangenkamp.
Het uitzicht geeft ons verder het afwisselende Japanse landschap
te zien met tegen de heuvels mooie tuinen en sawa's.
De storm van 17 september heeft veel schade veroorzaakt. Op enkele
plaatsen overstromingen. Er is veel schade aan huizen en sawa's.
De reis gaat verder langs de bergachtige kust. Door veel tunnels,
langs ravijnen, waarbij je een schitterend uitzicht hebt op het
rotsachtige en heuvelachtige landschap.
`s Middags om 4 uur komen we aan in Nagasaki. De uitwerking van
de atoombom geeft een verschrikkelijke aanblik. Het is alsof
de hele stad is weggevaagd. Bomen zijn dood tot kilometers ver
in de omtrek. Ongeveer 10 kilometer vanaf het centrum van de
stad was de uitwerking nog merkbaar door de luchtdruk, waardoor
ruiten sprongen.
Wanneer onze trein bij de haven aankomt, worden wij door een
Amerikaanse marineband met muziek ontvangen. We krijgen koffie
en biscuit, en ontmoeten nog een Japanse tolk die destijds op
de Japanse werf dienst deed. Hij trad destijds niet negatief
op tegenover de krijgsgevangenen.
We worden geregistreerd, leveren onze kleding in, worden ontsmet
met DDT-poeder, gecontroleerd op huidziekten, kunnen ons wassen,
inspuiten met DDT, naar de dokter, en krijgen nieuwe kleding.
Van het rode-kruis krijgen we toiletartikelen, chocolademelk
en een boterham.
Nu volgt de indeling voor de troepentransportschepen. We vertrekken
`s nachts om 1 uur. We worden met landingsboten naar een transportschip
gebracht. Hier slapen wij tussendeks met 5 man boven elkaar in
bedden van stalen ramen met daartussen zeildoek gespannen. De
zieken gaan aan boord van een hospitaalschip.
20 september. Vertrek uit Nagasaki. Aan boord is het voor het
eten "line up": compartiment na compartiment gaat in
de rij staan. We ontvangen het eten op een plaat waarin zes schoteltjes
zijn geponst voor de verschillende gerechten. Het eten moet staande
in de eetzaal worden verorberd omdat er weinig ruimte is. Een
torpedotreffer heeft de eetzaal getroffen waardoor er nu maar
een beperkte ruimte beschikbaar is. `s Avonds film.
21 september. We varen langs de Rioe-Kioe eilanden.
`s Middags komen we aan op het eiland Okinawa, waar we op de
rede voor anker gaan. De aanblik is overweldigend. Zo ver je
kan zien allemaal schepen. Vliegtuigmoederschepen, kruisers,
jagers, hospitaalschepen, transportschepen en allerlei kleinere
landingsvaartuigen.
22 september. Met kleine landingsboten worden we naar de kust
gebracht. Hier zijn grote pontonsteigers gemaakt van aan elkaar
geschroefde vierkante ijzeren tanks. Ook zie je grote gedeelten
van steigers varen: dan is het achterste gedeelte voorzien van
een motor.
Er is een geweldige opslag van materieel. Men is druk bezig met
de aanleg van wegen. Er is een grote bedrijvigheid van amfibievoertuigen
en allerlei andere voertuigen.
We gaan met vrachtwagens naar het tentenkamp. Hier is een grote
keuken met eetzaal, en een rode-kruis kantine welke gratis chocolademelk,
coca cola en verschillende artikelen verstrekt.
Het grote aantal schepen op de ree lijkt `s avonds wel een grote
stad. Een fantastisch gezicht met al die lichten daar op zee.
Op het eiland Okinawa is een zeer zware strijd gevoerd. De landing
begon op 1 april 1945, en de strijd duurde 86 dagen. De verliezen
aan Amerikaanse zijde bedroegen ? 15.000, en bij de Jappen ?
120.000 man. Krijgsgevangenen werden er weinig gemaakt.
23 september. Het rode kruis verstrekt aan de lopende band chocolade
en coca cola. Naast het kamp bezichtigen we Chinese graven, die
door Japanse en Amerikaanse soldaten als versterking en onderkomen
zijn gebruikt. Er liggen nog wapens, munitie en uitrustingstukken
van de Amerikanen.
In de middag regent het hevig. Omdat het kamp op een hellend
vlak is gelegen loopt het water goed af. Na de regen een filmvoorstelling.
`s Nachts om 2 uur wordt begonnen met de afvoer van ons naar
het vliegveld voor verder transport.
24 september. s Morgens vertrekken er steeds vrachtwagens vol
met ex-krijgsgevangenen naar het vliegveld. Onderweg is het erg
druk op de nog nieuwe weg. Overal zie je grote opslagplaatsen
van oorlogsmateriaal en aanleg van wegen en terreinen. Een nieuw
aangelegde verkeersbrug over een ravijn bestaat uit vier naast
elkaar gelegen bruggen. Ook zien we grote Amerikaanse begraafplaatsen
als laatste rustplaats van de in de felle strijd gesneuvelde
Amerikanen. Grote aantallen witte kruisen.
Op het vliegveld aangekomen zien we zo ver het oog reikt veel
grote bommenwerpers als de B-29, B-31 enz. Om ongeveer 10 uur
vertrekken er een paar vrachtwagens naar de aangewezen toestellen.
Ons wordt gezegd nog even te wachten.
Bij het starten wordt een vliegtuig gekraakt waarbij vier doden
vallen.
Het weer wordt steeds slechter. Er valt veel regen, en in verband
met het slechte weer moeten wij weer terug naar het kamp. In
stromende regen wordt de terugtocht in open vrachtwagen gemaakt.
Doornat komen we in het kamp terug. Na veel heen en weer geloop
kom ik eindelijk in een tent. We zullen later voorrang krijgen
voor vertrek, aangezien wij reeds een vergeefse tocht naar het
vliegveld gemaakt hadden. Daarna krijgen we middageten. Geen
warme koffie, maar roomijs, peren uit blik, en ijsthee na. Nu
zijn we niet alleen van buiten maar ook van binnen koud. `s Avonds
gaan we naar een filmvoorstelling. Ik voel me echter steeds zieker
worden. Al snel ga ik weg en zoek mijn veldbed op.
25 september. `s Nachts om 1 uur wordt ik uit de slaap gehaald.
We moeten ons klaar maken voor vertrek. De Amerikanen zijn erg
behulpzaam in het geven van koffie en eten. Er volgt een zeer
snelle registratie. Dan per vrachtwagen naar het vliegveld, waar
we na even wachten ons rantsoen ontvangen voor de reis. Nu gaan
we per vrachtwagen verder naar het vliegtuig. Het is een 4-motorige
liberator B-24. Hier ontvangen we per man een zwemvest en parachute.
Er volgt een instructie voor het gebruik hiervan. Met onze bagage
kruipen we door een luik aan de achterkant van het vliegtuig
naar binnen. De motoren worden gestart om warm te draaien. De
bemanning van het vliegtuig bestaat uit 4 man: een commandant,
een piloot, een mecanicien en een telegrafist. Het zijn zo te
zien allen jongens tussen de 20 en 25 jaar oud. We zouden om
6 uur `s ochtends vertrekken, maar door het slechte weer wordt
dit een paar uur uitgesteld. Met een minuut tussentijd stijgt
er een vliegtuig op. Met grote snelheid zien we ze over de startbaan
gaan, en dan de lucht in. Dan is het onze beurt. Het vliegtuig
komt in beweging en taxiet naar de startbaan. Het sein wordt
gegeven, het vliegtuig komt in beweging, en we zien met steeds
grotere snelheid over de grond het vliegveld onder ons wegschuiven.
Nu vliegen we, vrij als een vogeltje in de lucht. We hebben een
schitterend uitzicht op het eiland, en de schepen aan de kust.
Alles lijkt even klein. De wegen zijn net dikke strepen. Een
indrukwekkend uitzicht zo hoog boven het witte wolkendek. Af
en toe, als de wolken donkerder worden, maakt het vliegtuig een
kleine val omlaag.
Onderweg boven zee passeren we een groot Amerikaans konvooi en
andere bedrijvigheid op het water. Om half twaalf komt het eiland
Luzon van de Filippijnen in zicht. Het is een prachtig panorama
dat ik door het wolkendek heen onder me voorbij zie glijden:
de lange rivieren, bossen, wegen. Om 1 uur komt het enorme vliegveld
in zicht. Er staat veel anti-aircraft opgesteld. Onder ons zien
we honderden vliegtuigen in formatie op het terrein staan. Zeer
snel komen we van grote hoogte naar beneden. De commandant doet
een van de zijluiken open. De volle wind blaast naar binnen.
Dit is voor hem gemakkelijk om een beter zicht te krijgen op
de seinpost van het vliegveld. Na een gegeven sein van het vliegveld
geeft de commandant een teken naar onze piloot, en bijna zonder
dat je er iets van merkt landen we op de landingsbaan. Het vliegtuig
wordt geparkeerd, en we blijven wachten tot een vrachtwagen ons
ophaalt en naar een doorgaanskamp brengt.
Het is een groot nieuw aangelegd vliegveld. Vliegtuigen vliegen
af en aan.
Het vervoer gaat per vrachtwagen, jeep of motorfiets. Hier zie
je het verschil tussen de Japanse en Amerikaanse soldaat. De
Jap leert zijn manschappen aanpassen aan de jungle, de Amerikaan
de jungle aan hen. De jungle moet wijken voor het geweldige mobiele
leger.
Na lang wachten op het vliegveld stappen we in een vrachtwagen
die ons naar een doorgangskamp brengt.
V.Het verblijf in de Filippijnen
26 september. Om 6 uur opstaan, verfrissen en eten. Daarna per
vrachtwagen naar het vliegveld. We gaan weer met dezelfde groep
van 20 man in een vliegtuig. Maar eerst moeten we buiten onze
beurt afwachten, en dat duurt een hele tijd. Het wordt steeds
heter op het vliegveld. Er is veel stof door het starten en landen
van de vele vliegtuigen. Gelukkig komt er een rode-kruis wagen
met een koele dronk en koek, waaraan we ons nu regelmatig te
goed kunnen doen.
Om 2 uur stappen we in een 2-motorige Douglas (Dakota) transporttoestel
en taxiën naar de startbaan. Hier moeten we nog wachten
op de steeds landende vliegtuigen. In het toestel wordt het nu
erg warm. We zijn blij als we na een half uur eindelijk mogen
opstijgen. Gelijk met ons zien we meerdere toestellen voor en
achter ons omhoog gaan. Langzaam zien we het vliegveld met zijn
grote aantal vliegtuigen verdwijnen. We krijgen een mooi uitzicht
over laagland, moerassen, sawa's en rivieren. Later komt de baai
van Manilla in zicht met zijn vele schepen. Ook zien we veel
gezonken schepen. Daarvan zie je alleen nog de schoorstenen en
masten. We vliegen over de stad, en zien het vliegveld dichterbij
komen. Een paar schokken over de baan, en we staan aan de grond.
Wel een heel verschil met het eerdere veel grotere toestel, waarbij
we van de landing haast niets merkten.
Een vrachtwagen haalt ons van het toestel en brengt ons naar
een koffiehuis aan de rand van het vliegveld. Daar speelt een
band en krijgen we koffie en koek. We hebben hier een mooi uitzicht
op de bedrijvigheid van het vliegterrein. We verlaten aan de
andere kant de kantine. Met een trailer worden we langs enorme
legeropslagplaatsen en kampementen vervoerd. Op de weg is er
een zeer druk militair verkeer. Onderweg gaan de Engelsen er
bij hun kamp uit. Wij gaan over in een vrachtwagen die ons naar
het Nederlandse hoofdkwartier brengt. Door de overstelpende drukte
verloopt de registratie daar erg langzaam. In de nacht worden
we overgebracht naar een groot militair kamp. Hier nemen we eetgerei
en dekens in ontvangst. Onze plaats in het tentenkamp wordt gewezen,
we kunnen eten en baden. Opgefrist gaan we slapen. Wel zijn er
sommigen die in het donker moeite hebben hun tent terug te vinden
in de grote tentenstad, waar tenten en straten alles net eender
is. Toen het nog daglicht was hadden we ons niet goed kunnen
oriënteren.
27 september. Het is erg warm. We zitten nu in het Amerikaans-Hollands
tentenkamp van het 687 Bataljon. Er is de mogelijkheid om een
telegram naar Holland te verzenden. In de rode-kruis tent kunnen
we gratis koffie, bier, chocolade, koek, pinda's sigaren en sigaretten
krijgen. Tevens krijgen we een U.S. plunjezak met kleding. Het
is overal een grote drukte waar je wel kan verdwalen in de enorme
uitgestrektheid van tenten. Er zijn veel rode-kruis tenten waar
een koele dronk te krijgen is, hetgeen vanwege de warmte zeer
gewaardeerd wordt.
28 september. Naar de kledingtent voor kleding verstrekking.
Er is veel gedrang en het is heet. We moeten blijkbaar nog wat
wennen aan de warmte. Dagelijkse verstrekking op de bon van A.R.K.:
3 bier, 2 repen chocolade, 2 pakjes sigaretten, kauwgom, 4 sigaren
en een blikje pinda's.
29 september. Nog steeds komen er ex-krijgsgevangenen het kamp
binnen. Het aantal Nederlanders is ongeveer 7000.
30 september. We horen het bericht dat op Java de bevolking moeilijkheden
veroorzaakt met de bezetting. Er zijn stakingen in de havens,
en van Indonesische schepelingen in Australië. In het kamp
is er een oproep voor dienstneming bij de militaire politie in
Nederlands Oost Indië. Alleen het personeel van het K.N.I.L.
komt in aanmerking.
1 oktober. `s Morgens 2 injecties vaccinatie gehaald, registratie
en geld: 444 peso's. Opgave aan het rode-kruis van de familie
adressen. Het is erg regenachtig weer.
2 oktober. Aangemeld als liefhebber voor vertrek naar Nederland.
We horen het nieuws dat Nederlands troepen onderweg zijn naar
Nederlands Oost Indië.
3 oktober. We vertrekken naar een ander kamp.
4 oktober. Het is altijd nog erg warm, en ik ben erg dorstig.
Lange rijen bij het eten halen. Maar de maaltijden zijn uitstekend.
Het is wel een geweldige en goed gesmeerde organisatie om al
dat voedsel, fruit en vlees tijdig te verstrekken.
6 oktober. Liftend passagieren we naar Manilla. Samen met een
paar collega's eten we hier voor het eerst na de bevrijding in
een restaurant.
8 oktober. We liften weer naar Manilla. Met militaire vrachtwagens
gaan we terug naar het kamp. We hebben wel eens moeite om het
juiste kamp te vinden.
16 oktober. Ik stuur brieven naar Holland. Deze zijn echter nooit
aangekomen.
17 oktober. `s Avonds naar een filmvoorstelling in de openlucht.
Daar horen we dat de eerste groep Nederlanders spoedig naar hun
thuisland zullen vertrekken. Deze moeten al de volgende dag gekeurd
worden.
18 oktober. Keuring. Gewicht 63 kg. Voorlopig afgekeurd. Mag
echter met doktersadvies wel mee vertrekken. We ontvangen 96
dollar en warmere kleding voor Holland. `s Avonds met een vrachtwagen
in lange colonne naar de haven. De colonne wordt in stand gehouden
door jeeps met radioverbinding.
Vanwege inscheping van andere troepen moeten we in de haven nog
een tijdje wachten. Dan rijden we in volgorde naar de pontonsteiger.
We schepen in (ongeveer 200 marinemensen) aan boord van het Amerikaanse
troepentransportschip U.S.S. "General A.W. Brewster".
VI.Op weg naar Canada
19 oktober. We varen de haven van Manilla uit, waarbij we veel
gezonken schepen zien. Er zitten ongeveer 3500 passagiers aan
boord, waardoor het in de verblijven erg vol is. We slapen weer
met 5 hoog. Het is allemaal keurig ingericht. De keuken is geheel
van roestvrij staal, en in de eetzaal is voldoende ruimte om
staande te eten.
23 oktober. Er is diabetes bij mij geconstateerd, en ik wordt
aan boord in het hospitaal opgenomen.
24 oktober. We passeren de keerkring.
26 oktober. We kunnen merken dat het weer kouder wordt. `s Avonds
veranderen we van koers naar het noorden omdat we anders te dicht
in de buurt van een orkaan terecht komen.
27 oktober. De jassen moeten aan en de dekens worden uitgereikt.
We stomen nu op naar Victoria, aan de westkust van Canada. Ik
voel me hongerig vanwege het dieet.
28 oktober. We passeren de internationale datumlijn: het is 2
dagen zondag.
29 oktober. Er is een verheugde stemming aan boord: de koers
is gewijzigd naar San Francisco.
1 november. De bagage wordt opgenomen en bestemmingskaarten worden
uitgereikt.
VII.Het verblijf in Amerika
3 november. Aankomst te San Francisco. Nog op de rede wordt ons
schip vanaf een jacht met muziek verwelkomd. Het is een prachtig
gezicht om de grote schijnbaar witte stad tegen de hellingen
te zien liggen.
We varen onder de grootste spanningsbrug van de wereld door en
komen zo in de Golden Gate terecht, de grote baai van San Francisco.
We meren langs een van de steigers en gaan in volgorde van boord.
In de grote loodsen bij de steigers staan reeds de vrachtwagens
voor de bagage en prachtige bussen voor ons gereed.
Eerst rijden we een eind door de stad en daarna over de 15 kilometer
lange brug met twee verdiepingen. Op het onderste gedeelte naast
de vier autobanen twee trambanen, en op het bovenste dek zes
autobanen. Na de brug komen we op een weg van zes autobanen met
aan weerskanten een speciale baan voor de bussen. Het is een
geweldig om die over elkaar liggende kruisingen te zien.
Na een klein uurtje rijden komen we in het Oakland Naval Hospital
aan. Het is even buiten de stad gelegen, en geheel in oorlogstijd
opgebouwd. Een klein stadje op zichzelf, met verkeerswegen en
overdekte wandelpaden van de ene afdeling naar de andere, alles
is op een geweldige manier uitgevoerd.
`s Avonds draaien er in de bioscoop, en ook in de ziekenzaal,
twee voorstellingen. Er moest dan ook een bedrag van 15 miljoen
dollar op tafel komen.
Over de grote brug van Oakland naar San Francisco passeren per
dag ongeveer 70.000 auto's.
4 november. `s Middags mogen we naar de stad. `s Avonds is er
bioscoop op de zaal. Het voedingsgeld bedraagt 21 dollar per
week.
5 november. Begin van de keuring van lichaam, faeces, urine,
bloed, X-ray enz.
6 november. `s Avonds naar het Christian Service Home, waar we
Hollanders en zelfs Friezen ontmoeten die nu Amerikaans militair
zijn.
8 en 9 november. Inkopen gedaan in de stad.
10 november. `s Middags naar de stad. `s Avonds bioscoop.
11 november. `s Avonds naar San Francisco, een geweldig gezicht
die grote verlichte brug en het drukke verkeer. In de stad is
het fantastisch die vele gekleurde reclame te zien. In de Market
street is een zeer druk verkeer. Er zijn vier trambanen. De straat
is vrij steil.
12 november. `s Avonds naar Oakland.
13 november. `s Middags vertrekken we met bussen uit het hospitaal
naar Valleio, een plaats ongeveer 20 mijl buiten Oakland. We
staan versteld van de prachtige autowegen en viaducten. Onderweg
rijden we nog voorbij een zeer grote opslagplaats van landingsboten,
welke bestemd waren om gebruikt te worden voor een landing op
Japan. Gelukkig dat dit achterwege kon blijven.
Het kamp is gelegen op heuvels en `s avonds hebben we een mooi
uitzicht op de lichten van de onder ons liggende stad Valleio.
Er is gelegenheid om pakketten te verzenden.
14 november. De inrichting van onze barakken is uitstekend. Het
zijn allemaal 1 en 2 persoons kamers met luchtverwarming. Het
eten moeten we hier zelf in een cafetaria kopen. `s Middags gaan
we naar Valleio. Hier kopen we wat etenswaren. `s Avonds een
heerlijke wandeling gemaakt in het koele klimaat.
15 en 16 november. Naar de stad en bioscoop.
17 november. We worden overgeplaatst naar het Mare Island (Navy
Bases). `s Middags worden we door de Hollandse familie Schneider
opgehaald voor een bezoek aan hun huis. Onderweg zien we een
zilverfabriek met `s werelds hoogste schoorsteen: 210 meter.
Door deze hoogte slaat de rook niet omlaag: voorheen had dit
een nadelige invloed op het land.
De nacht hebben we op kussens in de kamer
bij de familie Schneider doorgebracht. Het huis is mooi ingericht,
een woonkamer, eetkamer, keuken, twee slaapkamers met boven nog
een slaapkamertje, badkamer, en gedeeltelijk onder het huis een
garage en bergplaats.
We gaan veel met deze familie om en hebben
het uitstekend bij hen. Schneider werkt op een grote suikerfabriek.
We brengen een bezoek aan de fabriek. Enkelen gaan hier tijdelijk
werk verrichten om de beurs wat bij te vullen.
In de barakken moeten we om de tien dagen de keukenwacht doen.
Verder zijn we geheel vrij. Wel moeten we `s-morgens op het appel
aanwezig zijn.
22 november. Thank givings day. `s-Avonds turkey (kalkoen) gegeten
bij de familie Schneider.
2 december. Met de heer Schneider maken we met zijn auto een
tocht van Rodeo naar Oakland over de Oakland-San Francisco brug,
vervolgens door San Francisco, over de 700 voet hoge Golden-Gate
brug. Deze brug wordt hier ook wel de "zelfmoordbrug"
genoemd.
Daarna komen we op de prachtige in de heuvels met veel bochten
gelegen wegen. Vandaar hebben we een schitterend uitzicht op
de baai, het omliggende land, en in de verte de grote brug.
Aan de andere zijde van de baai rijden we nu verder in de richting
van Valleio, en na nog twee hoge bruggen gepasseerd te zijn komen
we in Rodeo aan.
`s-Avonds hebben we een verjaardag party bij de familie H. Maagdenburg.
Om 2 uur `s nachts gaan we na een fijne dag weer terug naar Mare
Island.
Dagelijks bezoeken we de familie Schneider, of gaan naar de stad
of de bioscoop.
12 december. We vertrekken om 6.00 uur `s-avonds van Mare Island
met bussen naar het spoorwegstation Oakland. Om 22.00 uur vertrekken
we.
13 december. Vanuit de trein zien we voor het eerst weer een
dikke laag sneeuw liggen. Het is een mooi heuvelachtig terrein
met sparrenbomen. Het vriest behoorlijk, en de bloemen blijven
dan ook op de ruiten van de wagon zitten.
Later zien we alleen sneeuw op de toppen van de bergen liggen.
Het is een vrij onbewoonbare streek. Passeren het zoutmeer bij
Salt Lake City. Hierna is er veel oponthoud met rangeren. In
de wagens wordt het daardoor erg koud en kunnen we `s nachts
moeilijk slapen.
14 december. Nadat we een kleine plaats zijn gepasseerd is het
allemaal onbewoonde vlakten, tunnels en sneeuw. `s Nachts loopt
een van de wielen van onze wagen warm en moeten we maar zien
elders een plaats te vinden.
15 december. We krijgen een betere wagon met veren zittingen,
die `s nachts voor het slapen iets neergeklapt kan worden. In
de treinen zien we veel vervoer van militairen. Langzamerhand
komen we nu in een meer bewoonde wereld. Het is allemaal nog
winter en sneeuw, de thermometer wijst 11 graden onder nul.
16 december. `s Morgens komen we aan in Chicago. We rijden een
groot rangeerterrein op. Het is erg koud, en er is geen verwarming
meer omdat de locomotief is afgekoppeld. Om half drie vertrekken
we van het rangeerterrein. Het landschap buiten lijkt nu iets
meer op dat van Holland. Laag land, met overal sneeuw en ijs.
We zien zelfs mensen schaatsen. Het treinverkeer wordt drukker.
Met grote snelheid rijden dieseltreinen voorbij.
17 december. We passeren Washington en rijden langs vlakten met
ijs en sneeuw bedekt, langs en over rivieren, door tunnels en
over viaducten. Om 10 uur passeren we het station van Baltimore.
We rijden over een veelvoudige spoorbaan en passeren steeds meer
verkeerstunnels en viaducten. Om 4 uur zien we al in de verte
het vrijheidsbeeld in de haven van New-York. Na ons arriveren
19 achterblijvers per snelle diesel op het station te New-York.
Toen zij in Chicago het station opgingen zagen ze de trein voor
hun neus vertrekken.
Per bus rijden we nu naar pier 92. Hier eten we, en daarna worden
we ingescheept aan boord van de "Queen Mary".
VIII.Met de Queen Mary naar Engeland
18 december. Om half vijf vertrekken we uit New York. Het schip
is enorm groot. Het meet 80.000 ton, en het is zo luxueus en
groots ingericht dat je je niet voor kan stellen op een schip
te zijn. Met 8 man liggen we in een hut met badkamer en WC. In
de grote mess-hall krijgen we het eten, dat heel goed is. Nu
er niet veel passagiers aan boord zijn hebben we aan dek een
ruime gelegenheid voor een wandeling. Dit wordt dan ook door
velen gedaan. Aan boord zijn nu hoogstens 1000 man, terwijl tijdens
het troepentransport wel 16.000 man aan boord waren. Iedere avond
is er een filmvoorstelling in de mess-hall.
19 december. Het weer is kalm. Er is pianomuziek in de recreatiezaal.
21 december. De zee vertoont witte kopjes en er komt enige beweging
in het schip. Deze dag heb ik dienst in de gamelle.
22 december. We hebben het voor de wind. Een mooi gezicht over
zee met zijn lange deining en witte kopjes. Het schip deint langzaam.
`s Avonds bij lichte maan is het heerlijk aan dek. Er is een
mooie weerkaatsing van het maanlicht op de golven. Tegen 10 uur
die avond passeert de "Queen Elisabeth" die even haar
verlichte schoorstenen laat zien.
23 december. Aan de horizon komt land in zicht. We passeren veel
schepen en tevens de boeien van een marine vliegkamp. Om twee
uur komen we aan te Southampton. Aan boord wordt een brief voorgelezen
van de Marine commandant waar ondermeer in wordt medegedeeld
dat we nog drie dagen in Engeland moeten blijven omdat er geen
aansluitend vervoer beschikbaar is. Dit veroorzaakt veel commentaar
omdat velen dachten nog voor de kerstdagen thuis te zijn. Het
vertrek is nu vastgesteld op 29 december 1945. De 30e moeten
we naar de keuring en allerlei formaliteiten in Doorn, en de
31e zouden we naar huis gaan.
Eind van de middag, om half zes, gaan we van boord en ontvangen
op de kade een klein rantsoen. Van het Britse rode-kruis krijgen
we chocola, sigaretten en thee. We vertrekken om 7 uur met een
extra trein naar Wolverhampton. Bij aankomst regent het behoorlijk.
We lopen in de regen naar het Nederlandse kamp. De stemming is
niet zo goed, omdat we niet meteen door kunnen reizen naar Holland.
We zijn ook wel erg verwend in Amerika. Daar ging alles veel
gemakkelijker. Na een half uur lopen komen we, met veel lawaai,
in het kamp aan. We krijgen nog wat te eten en zoeken daarna
om 2 uur `s nachts het tampat op. Onze commandant, ook ex krijgsgevangene
(officier-machinist), heeft het wel eens moeilijk de militaire
discipline te handhaven.
24 december. Het is koud en regenachtig weer. Ik spreek met een
paar jongens uit Friesland die hier als vrijwilliger zitten te
wachten op hun vertrek naar Nederlands Oost Indië.
25 december. De accommodatie is niet zo als we de laatste tijd
gewend zijn geweest. Het eten is niet zo goed. maar we troosten
ons binnenkort weer thuis te zijn. We maken een wandeling naar
het dorp Malvern. Het is een heuvelachtige streek, en in deze
tijd van het jaar erg bewolkt. Niet zo aanlokkelijk als in Californie.
26 december. We wandelen in de omgeving en gaan `s avonds naar
Malvern.
27 december. In het kamp komt `s avonds een Hollands cabaret
ons wat aangenaam verpozen.
28 december. We doen wat inkopen in Malvern, en nemen afscheid
van verschillende jongens in het kamp.
29 december. `s Morgens om 3 uur is het eten en gereed maken
voor vertrek. Om 4 uur lopend naar het station. Daar eerst de
bagage uitzoeken, die per vrachtauto naar het station is gebracht.
Om half zes vertrekken we. Het land ziet er niet zo aanlokkelijk
uit als in Amerika. Er is nog erg weinig verlichting, en de huizen
en stations zien er verwaarloosde uit. We zien ook door bommen
beschadigde stadsdelen.
Om 12 uur komen we aan op het station bij een haven in de buurt
van Londen. Hier moeten we eerst de douane passeren, en gaan
dan aan boord van het schip "Mecklenburg". Om 4 uur
is er thee en van 6 tot 8 uur wordt in ploegen gegeten. Hierna
wordt het vreemd geld ingewisseld. We varen om half 4 de haven
uit waar een marinefotograaf kans ziet een foto van ons te nemen.
Het laatste deel van de reis naar Holland is begonnen. Op de
Theems hangt een koude mist, en de meesten zoeken dan ook hun
verblijf op. Bij de monding van de rivier moeten we wachten op
nog twee schepen om gelijktijdig over te steken in verband met
mijnengevaar.
30 december. `s Morgens om 9 uur Hollandse tijd, of 8 uur Engelse
tijd, varen we de pieren van de Nieuwe Waterweg binnen. Er hangt
een zware mist en kunnen daardoor niet verder. Om 11 uur klaart
het wat op en varen verder naar Rotterdam. Aan de kade zien we
al veel familieleden staan. Van de Marine is voor de ontvangst
een kolonel aanwezig die ons toespreekt. Bij het instappen in
de bussen wordt chocolade en sigaretten aan ons uitgereikt. Daarna
vertrekken we in colonne (bussen. luxe wagens en vrachtwagens)
naar Doorn. De wegen zijn rustig, er is bijna geen verkeer.
In het kampement te Doorn krijgen we eerst eten, waarna begonnen
wordt met de registratie en keuring. Om dit alles zo spoedig
mogelijk af te handelen wordt doorgewerkt tot `s nachts 2 uur,
waarna de eerste groep al naar huis kan vertrekken.
31 december. `s Morgens doorlichting voor onderzoek TBC en het
verstrekken van gegevens over de tijd doorgebracht in krijgsgevangenschap.
We krijgen distributiekaarten.
Om 3 uur vertrekken we met een paar man uit Doorn richting Friesland.
Vanaf Roordahuizum over de zeer smalle weg naar Warga, met het
pontje over het Prinses Margriet Kanaal, en dan `s-avonds om
7 uur aankomst in Garijp.
IX.Overzicht:
Van Japan naar Nederland
19 september 1945: per trein van Nakama
naar Nagasaki
20 september: per boot van Nagasaki naar Okinawa.
25 september: per vliegtuig (B-24) naar Filippijnen.
26 september: per vliegtuig (Dakota) naar Manilla.
19 oktober: per boot (troepentransportschip "General A.W.
Brewster") naar San Francisco.
12 december: per trein van Westkust naar Oostkust Amerika: van
Oakland (bij San Francisco) naar New York.
18 december: van New York per schip ("Queen Mary")
naar Southampton (Engeland).
29 december: per trein van Southampton naar Londen.
30 december: per boot ("Mecklenburg") van Londen naar
Rotterdam
31 december 1945: per bus, jeep naar Doorn/Garijp.
X.Enkele bijzondere momenten
Ontnuchtering in het kamp te Makasar, 1942
In het krijgsgevangenkamp te Makasar is iedereen die moet gaan
werken `s morgens vol spanning over de beslissing waar hij moet
gaan werken. Iedere dag rukken er zo'n 500 man uit. De ene ploeg
gaat puinruimen in de stad. Een andere moet huizen en tuintjes
opknappen of tuinen aanleggen. Weer anderen worden uitgeleend
aan de Japanse soldaten om voor hen allerlei werkjes op te knappen.
En nu is het zaak om in de goede ploeg terecht te komen. Een
ploeg die onder een wat soepel geleide persoon staat, met een
werkje waar je niet in de gaten loopt. Je zou dan kunnen proberen
om wat te eten te kopen, zoals ting-ting, pompaja of pisang.
Om zoiets te krijgen valt echter niet mee. De meesten moeten
puinruimen, en dat is niet zo'n mooi werkje. Wel zijn in de verwoeste
huizen mooie verborgen hoeken en gaten. Hier kan je dan in kruipen
en je verstoppen. Ook kan je proberen ongezien handel te drijven
met de Inlanders. De bewaker moet dit echter niet zien, want
dan staat beide partijen een zwaar pak slaag te wachten.
Langzamerhand leer je echter wel het klappen van de zweep kennen.
Een bewaker kan ook niet overal tegelijk zijn. En in de hete
tropenzon voelen de "heren" er niet veel voor om maar
steeds in het puin rond te lopen. Wanneer het voor hen veilig
is, zoeken ze meestal vlug een schaduwrijk plekje uit om daar
vandaan de werkende slaven te kunnen zien. Als er nu maar voor
gezorgd wordt dat er steeds veel puin naar voren komt, dan vindt
hij de zaak wel safe en kan er van ons zo nu en dan wel eens
eentje tussenuit glippen voor het kopen van de zo begeerlijke
etenswaren van de inlanders.
Deze keer hebben we echter een meevallertje: een van ons ontdekt
tussen het puin een paar volle wijnvaten. Dit is een weelde die
we in lange tijd niet hebben gehad. Wie had dit ooit kunnen bedenken?
Nu is het zaak de bewaker er buiten te laten. Hier hebben we
echter geen last van, omdat hij op straat in de schaduw zit.
En we kunnen wel aan hem zien dat hij geen belang heeft voor
wat er nog in de verwoeste en verbrandde huizen is achtergebleven.
We zorgen er wel voor dat er steeds puin naar voren wordt aangevoerd,
en de bewaker dus geen argwaan kan krijgen. Ondertussen gaat
er telkens, om de beurt, een mannetje naar de tap. Er is al snel
een kapotte fles gevonden die als drinkglas kan dienstdoen. En
zo werken we dan verder onder het hete tropenzonnetje. Het is
wel zwaar werk, maar de koele dronk is er bij. Er zijn jongens
die in die tap extra veel plezier krijgen. Zelfs zozeer dat ze
niet meer weten dat ze gevangene zijn, en dan soms wat te veel
plezier maken. Dit moet steeds getemperd worden, omdat anders
de bewaker er wel eens erg in kan krijgen.
Dan is het 12 uur. Voor velen een pak van het hart. Nu moeten
we met z'n allen op de wagen en terug naar het kamp. Degenen
die te erg beschonken zijn moeten wat tussen de anderen in. Alles
komt goed en wel op de wagen, en nu terug naar het kamp.
Nu we beginnen te rijden is het echter een en al plezier op de
wagen. Tot nog toe hadden we ons goed gehouden, nu breekt het
echter los, en tot het kamp is het een en al gezang en gejoel.
Hier komt echter de ontgoocheling. Bij de kamppoort staat de
gevreesde goudtant, de beul van het kamp, wijdbeens met de handen
in de zakken, en een grijns op zijn gezicht.
We gaan van de wagens, de ergste klanten wat tussen ons in. We
denken dat het nog wel goed zal aflopen. Jochida, de beul, beveelt
echter om in het kamp aan te treden en in de houding te gaan
staan. Nu moet iedereen die wijn heeft gebruikt uittreden. Dit
gebeurt echter niet zo snel, want niemand heeft zin in een pak
slaag. Zo nu en dan valt er echter toch iemand uit, die geen
kans ziet om nog langer op zijn benen te blijven staan. Wanneer
er echter na verloop van tijd niet genoeg mensen uit zijn gekomen,
naar de zin van Jochida, gaat hij bij ieder langs om te kijken
of hij naar drank ruikt. Wanneer dit het geval is wordt hij apart
gezet.
De overigen krijgen nu ieder 5 stokslagen voor hun achterwerk,
wat ze zeker nog wel een dag of wat zullen voelen. Deze kunnen
dan gaan. Degenen die echter apart zijn gezet, dus het meest
hebben gedronken, krijgen veertig stokslagen. Wanneer iemand
flauw valt, wordt hij met water bijgebracht, net zo lang tot
het aantal slagen vol is. En als de Jap die slaat moe wordt,
dan is er wel een aflosser. Genoeg liefhebbers die hun krachten
wel eens willen vertonen. Hierna moeten de gestraften looppassen
om het kamp, iets wat vooral in hun toestand heel moeilijk gaat.
Als ze op het laatst doodmoe zijn, worden ze opgesloten in de
cel en mogen de eerste tijd geen eten hebben.
Het kerstfeest van 1942
Het zo ongewoon vuile en zware werk, lange werkdagen en
de kou, is een zware beproeving. We hopen dat het Kerstfeest
aan deze dagelijks terugkerende sleurgang enige verlichting zal
geven. We zien deze dag dan ook met spanning tegemoet. Het zou
dan toch een klein lichtpuntje kunnen geven in ons triest verblijf.
De Japanse kampcommandant had de directeur van de werf gevraagd
om op die dag de werkzaamheden voor ons een half uur eerder te
laten beëindigen.
Die bewuste morgen gaan we iets anders dan gewoonlijk naar de
werf. Iedereen verlangt naar de avond. In de eerste plaats is
ons verteld dat we dan eerder terug mogen, en daarnaast rekenen
we nog op iets extra's, al weten we wel dat dit in Japan nooit
veel kan zijn. De teleurstelling komt echter `s avonds meteen:
als we een half uur eerder het werk willen beëindigen blijkt
dat dit niet wordt toegestaan. In het kamp was echter wel met
vervroegde terugkomst rekening gehouden. Als we daar aankomen
moet het warme maal (rijst en groentewater) dan ook koud worden
genuttigd. Als toetje krijgen we nog een bak surrogaatkoffie
met een stukje appel. Hieraan, en aan enige groene versiering
in de kamers, merken dat de kampcommandant in ieder geval wel
zijn medewerking heeft verleend.
`s Avonds gaan we allen, in grote overjassen gehuld, naar de
op primitieve wijze verlichte koude binnenplaats. Hier luisteren
we naar een Japanse predikant, die ons door middel van een tolk,
een wel sympathiek aandoende predikatie laat horen. Hij spreekt
de wens uit dat wij spoedig weer terug zouden keren naar degenen
die ons dierbaar zijn. Na een Japans gebed vertrekt hij.
Hierna krijgen we gelegenheid om op deze koude winteravond op
de binnenplaats kerstliederen te zingen. Het is een indrukwekkend
geluid, deze kerstliederen in de openlucht op de eerste Kerstdag
in Japans krijgsgevangenschap. Op velen maakt dit een diepe indruk.
Ook de volgende jaren werd steeds naar het Kerstfeest uitgezien.
Maar het eerste Kerstfeest met de zang op de binnenplaats bleef
het meest, als een lichtpunt in een donkere periode, in onze
harten gegrift.
Kerstfeest in het Fukuokakamp bij Nagasaki
In het krijgsgevangenkamp zitten mensen van verschillende
nationaliteiten. Iedereen denkt aan zijn eigen thuis en land,
hier ver vandaan. Maar eens per jaar denken we aan hetzelfde.
Het kerstfeest. Het brengt herinneringen naar boven, en geeft
enige opwekking in het zo zwaar en moeilijk leven van de gevangenen.
We zijn al blij bij de gedachte dat we misschien een halve dag
vrij zouden kunnen krijgen. Dan zouden we in het kamp fijn beschutting
kunnen vinden tegen de kou, en uitrusten. En misschien kunnen
we ook met de vrienden proberen om kerstherinneringen op te wekken.
De kerstdag breekt aan. Het blijkt al dat de leiding niet van
plan is om deze dag vrijaf te geven. Er moet immers hard gewerkt
worden om de productie op te voeren! Was het maar voor de vrede.
Maar het is juist het tegenovergestelde! Wat een wrange tegenstelling
om op zo'n dag Kerstfeest te vieren.
In het kamp werd door de gevangenen van de interne dienst en
de zieken wat groenversiering in de zalen aangebracht, wat een
feestelijk tintje geeft.
De gevangenen die `s avonds van het werk terugkeren kunnen zich
het kerstfeest wel inbeelden, zoals je dat wel van plaatjes kent.
Het is een met sneeuw bedekt winterlandschap. We zijn echter
te vermoeid om hier aandacht aan te besteden.
Als we in het kamp aankomen vallen we doodmoe op de slaapmatjes
neer. Daarna halen we de rijst en het groentewater. Dan volgt
de verdeling hiervan. Nauwkeurig wordt nagegaan of ieder wel
een gelijke portie krijgt. Voorwaar geen feestschotel! Toch zien
we er met verlangen naar uit, en is het in een ommezien verslonden.
Wat gesterkt door het voedsel wordt het idee geopperd om deze
dag toch niet gewoon voorbij te laten gaan. De kampleiding staat
ons toe om kerstliederen te zingen.
En `s avonds, voor het slapen, klinkt buiten op de binnenplaats,
in het licht van wat lampen,: "stille nacht, heilige nacht".
We komen van verschillende landen, maar het de kerst beleven
we allen gelijk. Voor de meesten van ons een moment om stil bij
te staan, en een verlichting op onze zo donkere en bijna hopeloze
levensweg.
|